CUR-Aanbeveling 94:2016	
Toepassing van poederkoolvliegas 	
in mortel, beton en grout
Met nadruk wordt erop gewezen dat deze CUR-Aanbeveling de stand van de techniek en kennis weergeeft op het moment van uitgifte. SBRCURnet houdt zich dan ook aanbevolen te worden geïnformeerd over ervaringen die met het gebruik van deze	 	Aanbeveling worden opgedaan. 
Aansprakelijkheid
SBRCURnet en degenen die aan dit product hebben meegew	-	erkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het samenstellen van deze publicatie. Toch kan niet worden uitgesloten dat de inhoud onjuistheden bevat. De gebruiker van dit product aanvaardt daarvoor het risico. SBRCURnet sluit, mede ten behoeve van de auteurs, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van informatie uit dit product.
© SBRCURnet
Alle rechten voorbehouden. Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens	-	bestand, getransformeerd tot software of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier, zonder vooraf	-	gaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 in verbinding met het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloem lezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient u zich te richten tot: SBRCURnet, Postbus 516, 2600 AM Delft.
No part of this book may be reproduced in any form by print, pho	-	toprint, microfilm, stored in a database or retrieval system, or any other means without written permission from the SBRCURnet.	
Colofon
Projectmanager	 	Erwin Vega, SBRCURnet
RapporteurIng. A.J. Sarabèr Msc
RedacteurAad van den Thoorn, SBRCURnet
VormgevingAnnet Zorge, SBRCURnet
DrukScanLaser bv, Meppel
Delft, januari 2016
Artikelnummer: AA094:2016	
Alles over CUR-Aanbevelingen
Of dat nu de beste en nieuwste publicaties zijn, workshops 	 	die het werken met CUR-Aanbevelingen bevorderen of 	 	handboeken waarmee u uw kennis en vaardigheden vergroot; u vindt het allemaal op 	www.sbrcurnet.nl/curaanbevelingen	
En als dé uitgever van CUR-Aanbevelingen bieden we u 
natuurlijk ook alle CUR-Aanbevelingen die momenteel geldig en actief zijn. Deze zijn beschikbaar in zowel online vorm, als in print vorm.
www.sbrcurnet.nl/curaanbevelingen	 	
Meer informatie
Wilt u op de hoogte blijven van onze activiteiten? Meld u dan via 	www.sbrcurnet.nl	 aan voor onze gratis 	e-mailnieuwsbrief.
Heeft u meer vragen over deze publicatie?Bel met de afdeling verkoop via (015) 303 05 00 of 
stuur een mail naar verkoop@sbrcurnet.nl.
CUR-Aanbeveling 94:2016
Toepassing van poederkoolvliegas 
in mortel, beton en grout
SBRCURnet, Delft januari 2016
2
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
3	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Inhoud
1  Onderwerp en toepassingsgebied  7
1.1  Onderwerp 	7	
1.2  Toepassingsgebied 	7	
2 Termen en definities  9
2.1 Poederkoolvliegas 	9	
2.2 Testcement 	9	
2.3 Secundaire brandstof 	9	
3 Keuring poederkoolvliegas volgens NEN-EN 450-1  11
3.1 Algemeen 	11	
3.2 Aanvullende eisen 	11
3.2.1  Reactief calciumoxide  11
3.2.2  Siliciumdioxide (SiO	
2 ), aluminiumoxide 
 (Al	
2O3 ) en ijzeroxide (Fe	2O3)  11
3.2.3  Totaal gehalte alkaliën  11
3.2.4  Begin binding  12
3.2.5  Maximaal toelaatbare waarden  12	
3.3 Keuring en controle 	12
3.3.1 Algemeen  12
3.3.2 Keuringsfrequentie  12	
4 Geschiktheidsonderzoek poederkoolvliegas verkregen door meestoken van  13 
secundaire brandstoffen
4.1 Algemeen 	13	
4.2  Keuring poederkoolvliegas verkregen door meestoken 	13
4.2.1 Geschiktheidstest  13
4.2.2 Eisen  15
Titels van vermelde normen  17
Bijlage A   Wijzigingen ten opzichte van NEN-EN 196-2  19
Bijlage B   Bepaling van de mineralogische samenstelling  21
Bijlage C   Bepaling van gehalte oplosbaar fosfaat (weergegeven als P	
2O5 )  25
Bijlage D  Aanvullend geschiktheidsonderzoek  29
4
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
5	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Voorwoord bij de vierde, herziene uitgave
In CEN-verband opgestelde Europese normen moeten nationaal worden gepubl\
iceerd en vervangen 
alle nationaal opgestelde normen die handelen over hetzelfde onderwerp. Alleen aspecten die geen 
onderwerp zijn van Europese regelgeving, of waarvan in de betreffende \
Europese norm is bepaald 
dat nationaal zaken mogen worden ingevuld, kunnen onderwerp zijn van nationale regelgevin\
g.
In NEN-EN 450-1 "Vliegas voor beton - Deel 1: Definitie, specificaties en conformiteitscriteria", gepubli-
ceerd in augustus 2012, zijn de eisen en keuringsmethodiek voor poederkoolvliegas verkregen door 
het meestoken van secundaire brandstoffen opgenomen. Om aansluiting op vigerende \
regelgeving te 
bewerkstelligen was een redactionele herziening van de derde, herziene uitgave van CUR-Aanbeve-
ling 94 3e herziene uitgave "Toepassing van poederkoolvliegas in mortel en beton" uit 2007 noodza-
kelijk.
De tekst van CUR-Aanbeveling 94:2015 is opgesteld door werkgroep 4 "Vulstoffen" van SBRCURnet-
voorschriftencommissie 12 "Beton". Op het moment van publicatie van deze CUR-Aanbeveling was de 
samenstelling van werkgroep 4 als volgt:
Ir. M. van Leeuwen (voorzitter), Ing. R. Albers, Ir. T.J. van den Broek, Dr. ir. H.A.W. Cornelissen, Dr. Ir. 
J.B.M. Hudales, Ing. A.J. Sarabèr Msc (rapporteur), Drs. E. Vega (projectmanager), Ir. E.E.M. Vermeulen, 
Ing. N.J.F. Vonk, Ing. P. de Vries FICT, Dr. Ir. G.J.L. van der Wegen.
NEN/SBRCURnet-commissie 353 039/VC12 'Beton' stemt in met de inhoud van  
CUR-Aanbeveling 94:2016.
Met het uitkomen van deze CUR-Aanbeveling komt CUR-Aanbeveling 94, 3e herziene uitgave "Toe-
passing van poederkoolvliegas in mortel en beton", van 2007, te vervallen.
6
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
7	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Onderwerp en toepassingsgebied	 1 	
1 .1   Onderwerp
Deze CUR-Aanbeveling geeft definities, eisen, regels en keuringsmethoden met betrekking tot:
 
? de keuring en controle van poederkoolvliegas volgens NEN-EN 450-1;
 
? de keuring van poederkoolvliegas verkregen door meestoken.
Deze CUR-Aanbeveling moet worden gezien in samenhang met NEN-EN 450-1, N\
EN-EN 206 en NEN 
8005.
1.2   Toepassingsgebied
De CUR-Aanbeveling is van toepassing op poederkoolvliegas, die wordt gebruikt als toevoeging in 
mortel, beton en grout. Het gebruik in beton heeft betrekking op de toep\
assing in de betonmortel- 
en de betonproductenindustrie voor de bereiding van ongewapend, gewapend\
 en voorgespannen 
beton.
8
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
9	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Termen en definities	 2	
2 .1 Poederkoolvliegas
Een fijn poeder dat hoofdzakelijk uit bolvormige glasachtige deeltjes bestaat die, bij de verbranding 
van poederkool met of zonder meestoken van secundaire brandstoffen, zijn ontstaan, met puzzolane 
eigenschappen en hoofdzakelijk bestaande uit SiO	
2 en Al	2O3, waarbij het gehalte aan reactief SiO	2, 
gedefinieerd en bepaald zoals beschreven in de opmerking bij 3.2 van N\
EN-EN 197-1, ten minste 25% 
(m / m) bedraagt.
Poederkoolvliegas wordt verkregen door elektrostatische of mechanische afscheid\
ing van stofdeeltjes 
uit verbrandingsgassen van poederkool gestookte ketels met of zonder meestoken van secundaire 
brandstoffen.
Opmerking: 
Vliegassen afkomstig van afvalverbrandingsinstallaties voldoen dus niet aan de defin\
itie 
zoals hierboven vermeld.	
 	
2.2 Testcement
Een geselecteerd type CEM I, sterkteklasse 42,5 of hoger, dat aan NEN-EN 197-1 voldoet en bestemd 
is voor het uitvoeren van de proeven die nodig zijn om aan te tonen dat \
al dan niet wordt voldaan aan 
de eisen volgens 5.3.2, 5.3.3, en 5.3.5 van NEN-EN 450-1.
Testcement wordt als volgt gekenmerkt door de fijnheid ervan en de gehalten aan tricalciumaluminaat \
en alkaliën: 
? fijnheid (Blaine): ten minste 300 m	
2 /kg
 
? tricalciumaluminaat: 6% tot 12%
 
? alkaliën (Na	
2O eqv.): 0,5% tot 1,2%
Testcement wordt geselecteerd door de vliegasproducent.	
 	
2.3  Secundaire brandstof
Een biomassa of energierijke stof die als toegevoegde brandstof wordt gebruikt bij met poederkool 
gestookte elektriciteitscentrales.
10
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
11	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Keuring poederkoolvliegas volgens 	 3 	
NEN-EN 450-1
3 .1 Algemeen
Als aanvulling op de chemische eisen, moet een representatieve chemische\
 samenstelling van de 
gedroogde poederkoolvliegas op verzoek van de afnemer worden verstrekt. De chemische same\
n-
stelling bestaat uit siliciumdioxide (SiO	
2), aluminiumoxide (Al	2O3) en ijzeroxide (Fe	2O3) zoals bepaald 
volgens de methoden beschreven in NEN-EN 196-2 en de aanpassingen hierop\
 die zijn vermeld in 
bijlage A van deze CUR-Aanbeveling.
Om te mogen worden toegepast in beton of mortel moet poederkoolvliegas voldoen aan de eisen in 
hoofdstuk 5 van NEN-EN 450-1 en de eisen in dit hoofdstuk.
Indien een deel van de poederkool vervangen wordt door secundaire brandstoffen moet bovendien 
de geschiktheid worden aangetoond volgens hoofdstuk 5 van deze CUR-Aanbe\
veling.	
 	
3.2  Aanvullende eisen
3.2.1 	
Reactief calciumoxide	
Het gehalte aan reactief calciumoxide, zoals aangegeven in de opmerking bij 3.1 van NEN-EN 197-1, 
hoofdstuk 3.1, mag niet groter zijn dan 10% (m / m). Indien is aangetoond dat het totaal gehalte aan cal-
ciumoxide, bepaald volgens NEN-EN 196-2 en de aanpassingen hierop, vermeld in bijlage A van deze 
CUR-Aanbeveling, niet groter is dan 10,0% (m / m) is de bepaling van het gehalte reactief calciumoxide 
niet vereist. 
3.2.2 	Siliciumdioxide (SiO	2), aluminiumoxide (Al	2O3) en ijzeroxide (Fe	2O3)	
De som van het gehalte siliciumdioxide (SiO	2), aluminiumoxide (Al	2O3) en ijzeroxide (Fe	2O3), bepaald 
volgens NEN-EN 196-2 en de aanpassingen hierop, vermeld in bijlage A van deze CUR-Aanbeveling, 
moet ten minste 70% (m / m) zijn.	
 	
3.2.3 	Totaal gehalte alkaliën	
Het totaal gehalte aan alkaliën, bepaald volgens NEN-EN 196-2 en bere\
kend als het Na	2O-equivalent 
mag niet groter zijn dan 5% (m / m).
Opmerking: 
Poederkoolvliegas verkregen door het verbranden van uitsluitend poederkool wordt 
geacht te voldoen aan deze eis.
12
3.2.4 	Begin binding	
Het tijdstip van het begin van de binding, volgens NEN-EN 196-3, van een\
 pasta, bestaande uit 25% 
(m / m) poederkoolvliegas en 75% (m / m) testcement, mag niet meer dan 2 maal zo lang vertragen 
ten opzichte van het begin van de binding van een pasta, bestaande uit 1\
00% ( m / m ) testcement. 
Het testcement moet voldoen aan de eis ten aanzien van tijdstip van begi\
n van de binding, zoals in 
NEN-EN 197-1 is gespecificeerd.Opmerking: 
Poederkoolvliegas verkregen door het verbranden van uitsluitend poederkool wordt 
geacht aan deze eis te voldoen.	
 	
3.2.5 	Maximaal toelaatbare waarden	
De waarde van een enkelvoudige bepaling van een chemische of fysische eigenschap, moet kleiner 
zijn dan de maximaal toelaatbare waarde volgens tabel 5 van NEN-EN 450-1\
.	
 	
3.3  Keuring en controle
3.3.1 	
Algemeen	
De beoordeling van poederkoolvliegas moet zijn gebaseerd op gegevens verkregen door een pro-
ductiecontrole door of namens de leverancier.
Ter beoordeling van de conformiteit moeten ten minste 10 monsters poederk\
oolvliegas worden 
beoordeeld. Deze monsters moeten representatief zijn voor een productiep\
eriode van ten hoogste 12 
maanden en ten minste één maand.	
 	
3.3.2 	Keuringsfrequentie	
Nagegaan moet worden of de eigenschappen van poederkoolvliegas voldoen aan de eisen zoals 
vermeld in hoofdstuk 5 van NEN-EN 450-1. Deze verificatie moet worden \
uitgevoerd met de minimale 
beproevingsfrequentie volgens tabel 2 van NEN-EN 450-1.
Het keuringssysteem moet zodanig worden gekozen, dat een voortdurende controle van de productie 
van de poederkoolvliegas in de tijd plaatsvindt. Daarbij moet gebruik worden gemaakt v\
an enkelvou-
dige steekmonsters.
De conformiteit wordt beoordeeld volgens de criteria van hoofdstuk 8 van\
 NEN-EN 450 -1.
De statistische evaluatie dient te worden uitgevoerd volgens hoofdstuk 8\
.2 van NEN-EN 450 -1.
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
13	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Geschiktheidsonderzoek poederkool-	 4 	
vliegas verkregen door meestoken van 
secundaire brandstoffen
4 .1 Algemeen
Om te mogen worden toegepast in beton en mortel moet de geschiktheid van\
 poederkoolvliegas 
verkregen door meestoken worden aangetoond en vastgelegd door de producent. Het maximum 
percentage meestookmateriaal ten opzichte van de steenkool is gebaseerd op het uitgangspunt dat 
poederkoolvliegas verkregen door meestoken moet voldoen aan specifieke materiaalkundige eisen 
en toepasbaar moet zijn in mortel en beton.
Daarvoor moet poederkoolvliegas, verkregen door het meestoken van secundaire brandstoffen, 
voldoen aan de eisen van NEN-EN 450-1 en moet de mineralogische samenste\
lling worden getoetst.	
 	
4.2  Keuring poederkoolvliegas verkregen door meestoken
4.2.1 	
Geschiktheidstest	
In de verbrandingsketel moet een initiële stookproef worden uitgevoerd met de hoogst beo\
ogde hoe-
veelheid meestookmateriaal. Met de gegeven formule kan het aandeel poede\
rkoolvliegas afkomstig 
van de pure kool worden berekend. 
waarin:
Y    is de ratio (percentage van de totale poederkoolvliegas afkomstig van pure kool gedeeld    
    door het percentage as van de totale poederkoolvliegas afkomstig van het meestookmateriaal).
A
coal 	is het asgehalte kool (m / m in %)
A	
c  	is het asgehalte van het meestookmateriaal (m / m in %)
M	
pc  is het percentage meestookmateriaal ( m / m in %)
14
Als twee of meer meestookmaterialen tegelijk worden meegestookt wordt he\
t aandeel poederkool-
vliegas afkomstig van de pure kool berekend met de formule: 
 
waarin:
Y     is de ratio (percentage van de totale poederkoolvliegas afkomstig van pure kool gedeeld  
      door het percentage as van de totale poederkoolvliegas afkomstig van het  
    meestookmateriaal)
A
coal	    is het asgehalte kool ( m / m in %)
A	
c1     is het asgehalte van het meestookmateriaal 1 ( m / m in %)
A
cn     is het asgehalte van het meestookmateriaal n ( m / m in %)
C
1      is het deel van meestookmateriaal 1 in het meestookmengsel
C
n      is het deel van meestookmateriaal n in het meestookmengsel
C
1 ?.C	n   = 1
M	
pc    is het percentage meestookmateriaal ( m / m in %)	
waarin:
Z      is het percentage as van de totale as afkomstig van het meestookmateriaal (m / m in %)
Uit de bij deze proef geproduceerde hoeveelheid poederkoolvliegas afkomstig van meestoken moet 
een representatief monster poederkoolvliegas worden genomen. Aan dit monster poederkoolvliegas 
moeten de eigenschappen worden bepaald volgens hoofdstuk 4 van deze CUR-\
Aanbeveling. In aan-
vulling hierop moet het volgende worden bepaald:  
? het gehalte reactief siliciumoxide (als SiO	
2) zoals gedefinieerd en beschreven in NEN-EN 197-1;
 
? de mineralogische samenstelling zoals beschreven in bijlage B;
 
? het gehalte magnesiumoxide (als MgO) en fosfaat (als P	
2O5) volgens NEN 2477 of met behulp van 
röntgenfluorescentie en
 
? het gehalte oplosbaar fosfaat (als P	
2O5) zoals beschreven in bijlage C.	
4.2.2 	Eisen	
 
? De geschiktheid van poederkoolvliegas meestoken is aangetoond indien:
 
? de eigenschappen voldoen aan de eisen volgens hoofdstuk 4 van deze CUR-A\
anbeveling;
 
? het gehalte reactief siliciumoxide (als SiO	
2) ten minste 25% (m / m) bedraagt;
 
? er geen mineralen zijn geïntroduceerd anders dan die vermeld in tabel\
 3;
 
? het gehalte magnesiumoxide (als MgO) niet hoger is dan 4% (m / m);
 
? het gehalte oplosbaar fosfaat (als P	
2O5) niet hoger is dan 0,01% (m / m);
 
? het gehalte totaal fosfaat (als P	
2O5) niet hoger is dan 5% (m / m).
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
15	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Tabel 3 Geïdentificeerde toegelaten fasen in poederkoolvliegas.
GroepClassificatie Fase
0 altijd aanwezige niet-kristallijne en 
organische fasen amorfe fasen
onverbrand
1 altijd aanwezige of bijna altijd 
aanwezige kristallijne fasen anhydriet (CaSO	
4)
vrije kalk (CaO)
kwarts (?-SiO	
2)
hematiet (?-Fe
2O3)
mulliet (Al	
6Si2O13)
2 soms aanwezige kristallijne fasen calciet (CaCO
3)
magnetiet (Fe
3O4)
3 incidenteel aanwezige kristallijne 
fasen periclase (MgO)
rutiel (TiO	
2)
korund (Al
2O3)
sillimaniet (Al
2SiO	3)
veldspaten	
Indien de aanwezigheid van een onbekend mineraal wordt vastgesteld dient de geschiktheid van 
poederkoolvliegas meestoken te worden aangetoond, zoals beschreven in bijlage D.
Opmerking: 
'Onbekend' heeft in dit geval een dubbele betekenis: onbekend in de zin dat het mineraal 
niet met röntgendiffractie geïdentificeerd kan worden en dat h\
et niet op de lijst van toege-
laten mineralen (tabel 3) voorkomt.
16
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
17	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Titels van vermelde normen
NEN-EN 197-1:2011
Cement ? Deel 1: Samenstelling, specificatie en conformiteitscriter\
ia voor gewone cementsoorten
NEN-EN 206:2014
Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en conformiteit
NEN 8005:2014
Nederlandse invulling van NEN-EN 206: Beton - Deel 1: Specificatie, eigenschappen, vervaardiging en 
conformiteit
NEN-EN 450-1:2012
Vliegas voor beton - Deel 1: Definitie, specificaties en conformiteitscriteria
NEN-EN 480-4:2005
Hulpstoffen voor beton, mortel en injectiemortel - Beproevingsmethoden\
 - Deel 4: Bepaling van de 
waterafscheiding van beton
NEN 2477:1993
Verbrandingsproducten van vaste brandstoffen - Bepaling van de gehalten\
 aan calcium, magnesium 
en aan natrium en kalium van vliegas en bodemas, met behulp van atomaire\
 absorptiespectrometrie 
(vlamtechniek)
NEN-EN 196-2:2013
Beproevingsmethoden voor cement - Deel 2. Chemische analyse van cement
NEN-EN 196-3:2005/A1:2009
Beproevingsmethoden voor cement - Deel 3. Bepaling van begin en einde va\
n de binding en bepaling 
van de vormhoudendheid
NEN-EN-ISO 11885:1998
Water - Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrom\
etrie met inductief 
gekoppeld plasma (ICP-AES)
NEN-EN 12350-2:2009
Beproeving van betonspecie - Deel 2: Zetmaat
NEN-EN 12350-5:2009
Beproeving van betonspecie - Deel 5: Schudmaat
NEN-EN 12390-3:2009
Beproeving van verhard beton - Deel 3: Druksterkte van proefstukken (incl. correctieblad C1:2011)
NEN-EN 12390-6:2009
Beproeving van verhard beton - Deel 6: Splijttreksterkte van proefstukken
18
NEN-EN 13286-43:2003
Ongebonden en hydraulisch gebonden mengsels - Deel 43: Beproevingsmethod\
e voor de bepaling 
van de elasticiteitsmodulus van hydraulisch gebonden mengsels
NT Build 492:1999
Concrete Mortar and Cement-based Repair Materials - Chloride Migration Coefficient From Non- 
steady-state Migration Experiments.
Nederlandse normen zijn uitgaven van NEN, Vlinderweg 6, Postbus 5059, 2600 GB Delft. Bestellingen 
bij NEN, verkoop- en informatielijn, tel. 015-2690391.
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
19	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Bijlage A  Wijzigingen ten opzichte van    
   NEN-EN 196-2
Bij het uitvoeren van de testmethoden beschreven in NEN-EN 196-2 dient m\
et de volgende aanpas-
singen rekening te worden gehouden:
1.  het monster-peroxide mengsel (zie 13.2 van NEN-EN 196-2) wordt gedurende 60 minuten op\
 een 
oventemperatuur van 550 °C gehouden (60 minuten gerekend vanaf 540 °C);
2.  nadat de in de oven gesinterde massa in water is gebracht (zie 13.2 van\
 NEN-EN 196-2), wordt de 
test vervolgd, ondanks dat mogelijk de oplossing niet helder is;
3.  om het verdampingsresidu te ontleden (zie 13.7 van NEN-EN 196-2) wordt 2 gram kaliumbisulfaat in 
plaats van het natriumcarbonaat/natriumchloride-mengsel toegevoegd.
20
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
21	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Bijlage B  Bepaling van de mineralogische  
   samenstelling
Principe van de bepalingsmethode
Het principe van de bepaling van de mineralogische samenstelling berust \
op het oplossen van de 
amorfe fase en het kwalitatief bepalen van de mineralen zowel in het res\
idu als in het oorspronkelijke 
monster. In figuur B1 wordt de bepalingsmethode schematisch weergegeven.
De hoofdlijn in het schema is als volgt:
 
? oplossen van de in zoutzuur oplosbare fractie (stap 3a; oplossen van na\
trium-, kalium- en calcium-
verbindingen, zoals fosfaten, sulfaten, carbonaten);
 
? oplossen van het residu van stap 3a in kokende kaliumhydroxide oplossing (stap 4a; oplossen van 
amorfe aluminiumsilicaatverbindingen);
 
? mineralogische analyse van het residu van stap 4a (stap 5a). De minera\
logische analyse wordt 
uitgevoerd met röntgendiffractie (XRD).
Door het oplossen van de in zuur oplosbare verbindingen en de amorfe fas\
e wordt de mineralogische 
samenstelling van de poederkoolvliegas nauwkeuriger bepaald. 
B1  Monsterneming (stap 1)
Uit de bij deze proef geproduceerde hoeveelheid poederkoolvliegas afkomstig van meestoken van 
secundaire brandstoffen moet een representatief monster poederkoolvliegas worden genomen.	
 	
B2  Monsterverdeling (stap 2)
Van het monster worden twee representatieve deelmonsters van elk 50 gram \
genomen. Eén monster 
is bestemd voor de kwalitatieve XRD bepaling (B4) en één monster\
 is bestemd voor het afscheiden 
van de in zuur en kaliumhydroxide oplosbare fractie (B3 en B5).
B3  Afscheiden van de in zuur oplosbare fractie (stap 23a)
 
? weeg in een PE-fles van 500 ml 5,0 gram monster op 0,001 gram nauwkeurig af (=m	1) en voeg 200 
ml zoutzuuroplossing (1:9 pro analysi) toe;
 
? schud de suspensie gedurende 30 minuten met behulp van een schudmachine;\
 
? filtreer de suspensie over een membraanfilter (0,2 µm);
 
? was het residu met circa 200 ml gedestilleerd water totdat alle chloride\
 uit het filtraat is gewassen. 
Controleer het eluaat met een druppel zilvernitraatoplossing op neerslag\
vorming. Indien neerslag-
vorming optreedt dient deze stap herhaald te worden, waarna opnieuw geco\
ntroleerd wordt op 
neerslagvorming;
 
? droog het residu bij 60 ± 5 °C tot constante massa en weeg het res\
idu op 0,001 gram nauwkeurig 
(=m	
2 ).
22
B4  XRD-analyse (stap 3b
De mineralogische samenstelling van de poederkoolvliegas wordt kwalitatief bepaald door middel van 
röntgendiffractie (XRD).
B5  Afscheiden van de in kaliumhydroxide oplosbare fractie (stap 4a)
 
? weeg 2,5 gram van het gedroogde residu van de in zoutzuur onoplosbare fr\
actie tot op 0,001 gram 
nauwkeurig af (=m	
3 );
 
? breng dit in een teflonpot van 500 ml over;
 
? voeg 250 ml kaliumhydroxide-oplossing (250 g/l pro analysi) toe en kook gedurende 4 uur;
 
? laat de suspensie vervolgens gedurende 2 minuten bezinken;
 
? filtreer de suspensie af over een membraanfilter (0,2 µm). Gebruik geen glazen trechter en 
glaswerk voor deze handeling, tenzij gecoat met teflon;
 
? was het residu met < 200 ml kokend water;
 
? was het residu vervolgens met 250 ml kokende zoutzuuroplossing (1:9 suprapur) en tot slot met 
circa 250 ml gedemineraliseerd water totdat alle chloride is uitgespoeld\
. Controleer het eluaat 
met een druppel zilvernitraatoplossing op neerslagvorming. indien neersl\
agvorming optreedt dient 
deze stap herhaald te worden, waarna opnieuw gecontroleerd wordt op neer\
slagvorming;
 
? veras het residu op 550 ± 5 °C tot constante massa en weeg de frac\
tie op 0,001 gram (m	
4 ).	
B6  Kwalitatieve XRD analyse van het residu (stap 5a)
Van het residu van B5 wordt de mineralogische samenstelling kwalitatief b\
epaald door middel van 
röntgendiffractie (XRD).
B7  Berekeningen
Het glasgehalte kan op de volgende wijze berekend worden:
waarin:
w
2   is de in zoutzuur onoplosbare fractie, in % m / m
m
2   is de massa van het monster vóór oplossen, in grammen
m
1    is de massa van het monster na oplossen, affiltreren en drogen, in gram\
men
waarin:
w
3   is de in kaliumhydroxide onoplosbare fractie, in % m / m
m
3   is de massa van het monster vóór oplossen, in grammen
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
23	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
m4  is de massa van het monster na oplossen, affiltreren en drogen, in gram\
men	
waarin:
w
glas is het glasgehalte, in % m / m
w
1    is het gloeiverlies, in % m / m
w
2   is de in zoutzuur onoplosbare fractie, in % m / m
w
3    is de in kaliumhydroxide onoplosbare fractie, in % m / m	
Figuur B1 Analyseschema mineralogische samenstelling.
24
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
25	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Bijlage C  Bepaling van gehalte oplosbaar  
      fosfaat (weergegeven als P	
2O	5)	
C1  Principe van de bepalingsmethode
De proef heeft als doel het bepalen van de hoeveelheid oplosbaar fosfaat\
 in poederkoolvliegas, 
bepaald als fosfor. De beschikbaarheid wordt bepaald door de concentratie te bepalen van g\
edemine-
raliseerd water dat met een vaste hoeveelheid poederkoolvliegas geroerd is, waarbij de pH constant 
op 8,5±0,2 wordt gehouden.
C2  Analysemonsters
Voor de uitvoering van de proef is een monster nodig van 250,00 gram.
C3  Reagentia
C3.1
Gedemineraliseerd water met een geleidbaarheid van ten hoogste 100 ?S\
/m.
C3.2
Verdund zoutzuur 1M van analytisch zuivere kwaliteit.
C3.3
Verdund natronloog van analytisch zuivere kwaliteit (concentratie te bep\
alen op basis van het gedrag 
van de poederkoolvliegas).
C4  Toestellen en hulpmiddelen
C4.1   	
Algemeen	
De hierna genoemde toestellen en hulpmiddelen moeten voor gebruik gecont\
roleerd zijn op goede 
werking en afwezigheid van storende elementen die het resultaat van de p\
roef kunnen beïnvloeden.
C4.2
Gekalibreerde analytische balans met een meetgebied tot ten minste 1 kg en een meetonnauwkeurig-
heid van maximaal 0.01 g.
C4.3
pH-stat of pH meter met handmatige sturing.
26
C4.4
Filtreerapparatuur, geschikt voor membraanfilters 0,2 ?m en in staat om 750 ml materiaal te 
verwerken.
C4.5
Membraanfilters voor de filtreerapparatuur met een poriegrootte van \
0,2 ?m.
C4.6
Magneetroerder
C4.7
Papierfilter (medium)
C4.8
Polyethyleen (PE) of glazen flessen
C5  Werkwijze
C5.1
De proef dient te worden uitgevoerd bij een temperatuur die mag varië\
ren tussen 20 ºC en 25 ºC.
C5.2
Spoel het vaatje van de pH-stat of pH meter (C4.3) achtereenvolgens to\
t twee maal toe met gedemi-
neraliseerd water (C3.1). Breng het analysemonster (C2) over in het vaatje. Voeg vervolgens 750,0 ml 
gedemineraliseerd water (C3.1) toe.
Roer de suspensie intensief gedurende 1 minuut, corrigeer daarbij de pH v\
an de suspensie handmatig 
met 1M zoutzuur (HCl). Roer de suspensie vervolgens intensief gedurende 10 minuten. Zorg er voor\
 
dat de pH van de suspensie 8,5±0,2 bedraagt door middel van correctie met de pH-stat of pH meter 
(C4.3) door toevoeging van zoutzuur (HCl). Noteer het totaal toegevo\
egde volume (ml) zoutzuur (x)Opmerking:  
In vrijwel alle gevallen is de poederkoolvliegas basisch. In een enkel geval is de poederkool-
vliegas licht zuur en dient deze met natronloog (NaOH) (C3.3) gecorr\
igeerd te worden.
C5.3
Filtreer de suspensie direct aansluitend (onder vacuüm) 1x door het\
 papierfilter (C4.7) gedurende 
6 minuten en vervolgens direct aansluitend over het membraanfilter 0, 2 ?m (C4.5), zonder na te 
spoelen gedurende 4 minuten.
C5.4
Het eluaat moet worden bewaard in polyethyleen (PE) of glazen flesse\
n (C4.8).
C5.5
Analyseer het verkregen eluaatmonster volgens NEN-EN ISO 11885 met gebru\
ik van inductively 
coupled plasma emission spectroscopy (ICPES), of een andere techniek m\
et ten minste dezelfde 
nauwkeurigheid. Bepaal de concentratie P in mg/l. (C)
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
27	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
C6  Berekening
Bereken het gehalte oplosbaar fosfaat als volgt:
waarin:
U is het gehalte oplosbaar fosfaat (als P	
2 O5 ) in het oorspronkelijk monster (mg/kg)
x  is het toegevoegd volume zoutzuur (HCl)
C  is de gemeten concentratie fosfor (P) in het eluaat (mg/l)	
C7  Verslag
Het verslag moet ten minste de volgende gegevens bevatten:
 
? de gegevens die noodzakelijk zijn voor identificatie van het analysemonster;
 
? herkomst en specificaties van het analysemonster;
 
? de datum van het onderzoek;
 
? toegevoegd volume zoutzuur;
 
? het gehalte oplosbaar fosfaat (als P	
2O5)
28
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
29	CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout	
Bijlage D Aanvullend geschiktheids-     
   onderzoek
Indien de aanwezigheid van een onbekend mineraal wordt vastgesteld dient de geschiktheid van de 
poederkoolvliegas te worden aangetoond.
In deze procedure is uitgewerkt op welke wijze de geschiktheid aangetoond dient te worden.
Opmerking: 
'Onbekend' heeft in dit geval een dubbele betekenis: onbekend in de zin dat het mineraal 
niet met röntgendiffractie geïdentificeerd kan worden en dat h\
et niet op de lijst van toege-
laten mineralen (tabel 3) voorkomt. 
D1  Aanpak
Doel
Het beoordelen van de betontechnologische geschiktheid van een poederkoolvliegas met een 
onbekend mineraal als puzzolane vulstof in beton en mortel.
De aanpak van het onderzoek bestaat uit 4 fasen, namelijk: 
? opzet en acceptatie geschiktheidsonderzoek;
 
? uitvoering van het geschiktheidsonderzoek;
 
? evaluatie en rapportage;
 
? advies naar certificerende instelling.
D2  Opzet en acceptatie geschiktheidonderzoek
Op basis van de resultaten van de keuring volgens CUR-Aanbeveling 94:2016 wordt een geschikt-
heidsonderzoek opgesteld voor de betreffende poederkoolvliegas. Het voorgenomen geschiktheids-
onderzoek dient door SBRCURnet VC 12 WG 4 geaccepteerd te worden. Er dient daarbij beoordeeld 
te worden in hoeverre het opgestelde geschiktheidsonderzoek van toepassi\
ng is op de te onderzoe-
ken poederkoolvliegas, in relatie tot het betreffende mineraal.
Voor het geschiktheidsonderzoek wordt gemotiveerd een keuze gemaakt uit de volgende proeven:
 
? verwerkbaarheid direct na aanmaak en na 30, 60 en 90 minuten te bepalen conform NEN-EN 
12350-2 of NEN-EN 12350-5
 
? bleeding; te bepalen conform NEN-EN 480-4
 
? interactie met hulpstoffen (plastificeerder en vertrager) conform \
CUR-rapport 2003-8.
 
? ontwikkeling druksterkte na 2, 7, 28 en 91 dagen conform NEN-EN 12390-3
 
? ontwikkeling splijttreksterkte na 28 en 91 dagen conform NEN-EN 12390-6
 
? ontwikkeling E-modulus na 28 en 91 dagen conform NEN-EN 13286-43
 
? chloridediffusiecoëfficiënt conform NT Build 492
 
? vorst/dooizoutbestandheid (CDF-test, zie verder CUR-rapport 2003-8)
 
? milieuhygiënisch onderzoek volgens de nationale beoordelingsrichtlijn\
 BRL 2505 poederkool-
vliegas d.d. 2006-03-03 (bijlage B).
 
? Voor de beoordeling van de geschiktheid kunnen, in aanvulling op de besch\
reven proeven ook 
extra proeven worden opgenomen in het geschiktheidonderzoek.
30
De keuze van de uit te voeren proeven dient gemotiveerd plaats te vinden op \
basis van de aard van 
de secundaire brandstof (chemische en mineralogische samenstelling) en\
 de mineralogische samen-
stelling van de poederkoolvliegas.
D3  Uitvoering van het geschiktheidonderzoek
Het uitgangspunt voor het geschiktheidonderzoek is het onderzoek dat ver\
richt is in 2003 (zie CUR-
rapport 2003-8). Met de betreffende poederkoolvliegas dient beton te worden vervaardigd. De te 
hanteren betonsamenstelling is in de nationale beoordelingsrichtlijn BRL\
 2505 poederkoolvliegas d.d. 
2006-03-03 (bijlage B) beschreven. Het beton dient vervolgens onderzoc\
ht te worden zoals vastge-
steld onder D2. 
D4  Evaluatie en rapportage
De resultaten van het geschiktheidonderzoek worden geëvalueerd, waarb\
ij de prestatie-eigenschap-
pen van de poederkoolvliegas worden beoordeeld in relatie tot de prestatie-eigenschappen v\
an poe-
derkoolvliegas die voldoet aan CUR-Aanbeveling 94. Er wordt gerapporteerd aa\
n SBRCURnet VC12, 
WG 4. Deze zal de rapportage beoordelen.
CUR-AANBEVELING 94:2016 | Toepassing van poederkoolvliegas in mortel, beton en grout
CUR-Aanbeveling 94: 2016
Toepassing van poederkoolvliegas 	 	
in mortel, beton en grout
CUR-Aanbeveling 94:2016 is van toepassing op 	 	
poederkoolvliegas, die wordt gebruikt als toevoeging 
in mortel, beton en grout. Het gebruik in beton heeft 
betrekking op de toepassing in de betonmortel- en 
de betonproductenindustrie voor de bereiding van 	 	
ongewapend, gewapend en voorgespannen beton.
De CUR-Aanbeveling geeft definities, eisen, regels en 
keuringsmethoden met betrekking tot: 
»  de keuring en controle van poederkoolvliegas    
 volgens NEN-EN 450-1;
»  de keuring van poederkoolvliegas verkregen    
 door meestoken.
In deze herziene versie zijn de eisen en de 	 	
keuringsmethodiek voor vliegas, verkregen door het 
meestoken van secundaire brandstoffen, opgenomen. 
De CUR-Aanbeveling 94 moet worden gezien in 
samenhang met NEN-EN 450-1, NEN-EN 206 en NEN 
8005.
Met het uitkomen van deze CUR-Aanbeveling 
komt CUR-Aanbeveling 94, 3e herziene uitgave 	 	
"Toepassing van poederkoolvliegas in mortel en 
beton" van 2007, te vervallen.
ARTIKELNUMMER	 AA0942016	ISBN  	978 90 5367 622 6	 	
SBRCURnet
Postbus 516
2600 \fM Del\bt De Bouwcampus
Van der Burghweg 1
2628 CS Del\bt T 015 - 303 0500
in\bo@sbrcurnet.nl
www.sbrcurnet.nl                  
                 
                              
Reacties