CROW-CUR Richtlijn
1:2018
Prestatie-eisen aan gegoten dekvloeren in
relatie tot aan te brengen vloerafwerkingen
Over CROW
CROW bedenkt slimme en praktische oplossingen voor
vraagstukken over infrastructuur, openbare ruimte, verkeer
en vervoer in Nederland. Dat doen we samen met externe
professionals die kennis met elkaar delen en toepasbaar
maken voor de praktijk.
CROW is een onafhankelijke kennisorganisatie zonder
winstoogmerk die investeert in kennis voor nu en in de
toekomst. Wij streven naar de beste oplossingen voor
vraagstukken van beleid tot en met beheer in infrastructuur,
openbare ruimte, verkeer en vervoer en werk en veiligheid.
Bovendien zijn wij experts op het gebied van aanbesteden
en contracteren.
1
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
Prestatie-eisen aan gegoten dekvloeren in relatie tot
aan te brengen vloerafwerkingen
mei 2019
CROW
Postbus 37, 6710 BA Ede
Telefoon (0318) 69 53 00
E-mail klantenservice@crow.nl
Website www.crow.nl
April 2019
CROW en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt,hebben de hierin opgenomen
gegevens zorgvuldig verzameld naar de laatste stand van wetenschap en techniek. Desondanks
kunnen er onjuistheden in deze publicatie voorkomen. Gebruikers aanvaarden het risico daarvan.
CROW sluit, mede ten behoeve van degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, iedere
aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van de gegevens.
De inhoud van deze publicatie valt onder bescherming van de auteurswet. De auteursrechten
berusten bij CROW.
3
Woord vooraf
Een gegoten dekvloer vormt de basis voor een verdere vloerafwerking. Als vloerafwerking is er een keuze
uit uiteenlopende materialen, zoals kunststoffen, linoleum, pvc, hout of steenachtige materialen. Deze
materialen stellen eisen aan de ondergrond. In deze Richtlijn wordt ingegaan op de te stellen eisen aan
een gegoten dekvloer in relatie tot de aan te brengen vloerafwerking.
Uitgangspunt is dat een opdrachtgever in een projectspecificatie (vraagspecificatie) beschrijft wat wordt
verlangd, daarbij gebruik makend van deze Richtlijn. Daarbij kan gekozen worden voor het benoemen van
een specifieke vloerafwerking waarvoor algemene prestatie-eisen zijn vastgelegd in deze Richtlijn. Indien
specifieke eisen worden verlangd, moeten deze tussen opdrachtgever en opdrachtnemer worden
overeengekomen.
Als er geen getalswaarden zijn benoemd in de projectspecificatie, dan kunnen de in deze Richtlijn
gehanteerde waarden worden gezien als toets waarden gebaseerd op de huidige stand der techniek.
Deze Richtlijn kan worden gebruikt door een vloerenbedrijf, een vloerafwerker of een andere partij om op
basis hiervan de geleverde gegoten dekvloer c.q. de ondergrond te beoordelen op geschiktheid voor de
aan te brengen vloerafwerking.
Deze Richtlijn is opgesteld door de werkgroep "Prestatie-eisen aan dekvloeren". Op het moment van
publicatie van deze Richtlijn was deze werkgroep als volgt samengesteld:
dr. ir. J. Blaakmeer, voorzitter (Vereniging voor Gietdekvloeren),
ir. C.A. van der Steen, secretaris/rapporteur (TechnoConsult),
T. Borrenbergs (Bovatin),
R. Hoogland (Uzin Utz),
J.-W. van Laar (Forbo Eurocol Nederland),
A. van der Meulen (Branchevereniging IN retail (CBW), Vereniging voor parketvloerleveranciers (VPL),
branchevereniging voor klussenbedrijven (VLOK),
ing. G. Nijman (Vereniging voor Gietdekvloeren),
M. van Poppel (Vereniging lijmen en kitten, VLK),
ing. J.C. de Maaijer (BASF Nederland),
M. de Rouw (Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven, NOA).
De uitgave van deze richtlijn is mede mogelijk gemaakt door de Vereniging voor Gietdekvloeren.
5
Inhoud
1
Onderwerp en toepassingsgebied 7
1.1 Onderwerp 7
1.2 Toepassingsgebied 7
2 Termen en definities 8
3 Classificaties 9
3.1 Dampdichtheid 9
3.2 Tegelgroepen 9
3.3 Gaping onder een rei 10
4 Afweging vloerkeuze 11
4.1 Algemeen 11
4.2 Projectspecificatie 11
4.3 Projectvoorstel door opdrachtnemer 11
4.4 Tegenstrijdigheid 12
5 Prestatie-eisen algemeen (basis-eisen) 13
5.1 Inleiding 13
5.2 Basiseisen aan gegoten dekvloer, mechanisch (categorie I) 14
5.2.1 Indrukking 14
5.2.2 Druk- en buigtreksterkte 14
5.2.3 Huidtreksterkte 15
5.2.4 Hechting aan de ondergrond 15
5.3 Basiseisen aan gegoten dekvloer, oppervlak (categorie II) 15
5.3.1 Oppervlaktetextuur 15
5.3.2 Oneffenheid 15
5.3.3 Lokaal hoogteverschil 15
5.3.4 Gaping onder een rei 15
5.3.5 Vlakheid (NEN 2747) 15
6 Eisen in verband met vloerafwerking 16
6.1 Algemeen 16
6.2 Hout, laminaat 16
6.3 Linoleum/pvc/rubber 16
6.4 Kunstharsgebonden vloerafwerking 17
6.5 Natuursteen/keramiek 18
6.6 Tapijt 18
6.7 Cementgebonden afwerking 19
7 Corrigerende maatregelen 20
8 Vochtgehalte bij aanbrengen vloerafwerking 21
9 Keuring en controle 22
9.1 Druk- en buigtreksterkte 22
9.1.1 Keuring prisma's vervaardigd op het werk 22
9.1.2 Keuring proefstukken uit het werk 22
9.2 Huidtreksterkte 22
9.3 Hechtsterkte 23
9.4 Indrukking 23
9.5 Oneffenheid 23
9.6 Lokaal hoogteverschil 23
9.7 Gaping onder de rei 24
9.8 Vlakheid/evenwijdigheid 24
9.9 Vochtgehalte (CM-meting) 24
10 Overzicht vermelde normen 26
Bijlage A: Samenvattende tabel 27
Bijlage B: Aandachtspunten 28
Hoofdstuk 1 Onderwerp en toepassingsgebied 7
1 Onderwerp en toepassingsgebied
1.1 Onderwerp
Deze Richtlijn omschrijft prestatie-eisen voor een gegoten dekvloer in relatie tot de vloerafwerking die
erop wordt aangebracht.
Opmerking 1
Een gegoten dekvloer dan wel een bestaande dekvloer kan en zal veelal zodanig zijn dat de
dekvloer niet direct voor een bepaalde afwerking geschikt is. Een verdere bewerking of
behandeling is dan noodzakelijk. In dat geval kan deze Richtlijn worden gehanteerd om te bepalen
waaraan de gegoten dekvloer of bestaande dekvloer moet voldoen na deze bewerking of
behandeling.
Opmerking 2
Is niet bekend welke vloerafwerking wordt toegepast, dan moet een keuze worden gemaakt uit de
te stellen eisen. Daarbij wordt geadviseerd om de aspecten aan te houden zoals beschreven in
deze Richtlijn voor één of meer van de beschreven vloerafwerkingen en dit als zodanig te
vermelden in het projectvoorstel van de opdrachtnemer, zie 4.3.
1.2 Toepassingsgebied
De Richtlijn is van toepassing op een gegoten dekvloer met cement of calciumsulfaat als bindmiddel, die
wordt afgewerkt met een van de genoemde vloerafwerkingen in deze Richtlijn.
Eindresultaat met vloerafwerking
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
8
2 Termen en definities
Gegoten dekvloer: Een dekvloer die wordt aangebracht als zeer plastisch tot vloeibaar materiaal door
middel van gieten, ook wel aangeduid als gietdekvloer.
Oneffenheid: Een hoogteverschil op zeer korte afstand (< 10 mm) in het vloeroppervlak, bijvoorbeeld
veroorzaakt door uit stekend toeslagmateriaal, opgedreven isolatiemateriaal of een luchtholte.
Lokaal hoogteverschil: Een onvlakheid op korte afstand in het vloeroppervlak, bijvoorbeeld een golving
door het dobberen van de gegoten dekvloer of een spaanslag.
Vloerafwerking: Een materiaal dat wordt aangebracht op de gegoten dekvloer en die het uiteindelijk
beloopbaar oppervlak betreft, inclusief eventuele voorbewerkingen, onderlagen, lijmlagen en
behandelingen.
Aanbrengen gietvloer, vlak maken met drijfrei
Hoofdstuk 3 Classificaties 9
3 Classificaties
3.1 Dampdichtheid
Op basis van de mate van dampdichtheid van de vloerafwerking wordt onderscheid gemaakt in:
Dampopen: Vloerafwerking met een dampdiffusieweerstand (S
d) van ten hoogste 0,5 m
Redelijk dampdicht: Vloerafwerking met een dampdiffusieweerstand (S
d) van ten minste 0,5 m en
hoogste 2,5 m
Zeer dampdicht: Vloerafwerking met een dampdiffusieweerstand (S
d) van ten minste 2,5 m
Opmerking
De dampdiffusieweerstand van een 1 meter dikke luchtlaag is gedefinieerd als 1. De dampdiffusie-
weerstand geeft dus aan hoeveel dichter het materiaal is in vergelijking met 1 meter lucht. De weerstand
wordt berekend door de waterdampdiffusiecoëfficiënt (?) van het materiaal te vermenigvuldigen met de
laagdikte van het materiaal.
Ter illustratie is in tabel 3.1 een globale indeling vermeld. Per project moet gekeken worden naar de
werkelijke dampdichtheid van de vloerafwerking, omdat de dampdichtheid van het totale vloerpakket
ook wordt bepaald door bijvoorbeeld de lijm die wordt gebruikt, voorbehandelingen van de ondergrond
en eventuele afwerkingen op de vloerafwerking (denk aan een laklaag bij parket).
Tabel 3.1: Vloerafwerkingen gekoppeld aan dampdichtheid (informatief)
Vloerafwerking Dampopen Redelijk
dampdicht
Zeer
dampdicht
Tapijt
? Met open rug X
? Met dichte rug X
Linoleum, pvc X X
Kunstharsgebonden X X
Hout
? Niet gelakt X X
? Gelakt X X
Tegels, keramiek X X
Natuursteen X X
Cementgebonden
vloerafwerking X X
3.2 Tegelgroepen
Onderscheid wordt gemaakt in de volgende tegelgroepen:
Tegelgroep 1 tegelwerk dat moet voldoen aan een hoge visuele kwaliteit (bijvoorbeeld bepaalde typen
natuursteen waaronder marmer, bij smalle voegen, bij hoog gepolijste tegels en bij
gezaagde tegels).
Tegelgroep 2 tegelwerk met voegbreedte 3-6 mm, of tegelwerk dat moet voldoen aan een
gemiddelde visuele kwaliteit (bijvoorbeeld regulier tegelwerk in woningen).
Tegelgroep 3 tegelwerk met voegbreedte > 6 mm, of tegelwerk zonder nader gestelde visuele
kwaliteit (bijvoorbeeld regulier tegelwerk toegepast in een industriefunctie).
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
10
Opmerking
De indeling komt overeen met de indeling volgens de STABU Standaard.
3.3 Gaping onder een rei
De vlakheid, zoals hier bedoeld betreft de gaping onder een rei van 1 of 2 meter, zie Afb. 3.1. Voor de
bepalingsmethode wordt verwezen naar 5.3.4.
Afb. 3.1. Beoordelingsmethode gaping onder een rei van 1 of 2 m (II).
Opmerking
Blokje I heeft een dikte gelijk aan de tolerantie, blokje III heeft een dikte gelijk aan 2x de tolerantie. De
gaping in de bovenste en middelste afbeelding voldoet niet aan de tolerantie, de gaping in de onderste
afbeelding wel.
Op basis van de gaping onder een rei wordt onderscheid gemaakt in 4 klassen, zoals genoemd in
tabel 3.2.
Tabel 3.2: Criteria (tolerantie) behorende bij een bepaalde klasse van vlakheid
Klasse Gaping onder rei 1 m Gaping onder rei 2 m Afstand tot wand (mm)
I : ? 2 mm ? 3 mm 20
II: ? 3 mm ? 4 mm 50
III: ? 4 mm ? 5 mm 150
IV: ? 5 mm ? 6 mm 300
Opmerking 1
Het kunnen bereiken van een bepaalde klasse door een gegoten dekvloer is mede afhankelijk van de
vlakheid van de ondergrond.
Opmerking 2
Voor wand ook te lezen overige opgaande bouwdelen zoals kolommen en leidingen door de vloer dan
wel het uiteinde van een vloerveld of een dilatatie/naad in de gegoten dekvloer.
Hoofdstuk 4 Afweging vloerkeuze 11
4 Afweging vloerkeuze
4.1 Algemeen
De prestatie-eisen aan het vloersysteem, waaronder de gegoten dekvloer en eventuele vloerafwerking,
moeten zijn ontleend aan:
1. De bestemming van de ruimten waarin de gegoten dekvloer wordt aangebracht.
2. Technische aspecten, zoals stroefheid, ruwheid, bestandheid tegen belastingen zowel mechanisch
als chemisch, hygiëne (reinigbaarheid).
3. Esthetische aspecten, zoals kleur, structuur, glansgraad.
4. Uitvoeringsaspecten, zoals beschikbare bouwtijd en omstandigheden tijdens de bouw.
4.2 Projectspecificatie
Het te bereiken eindresultaat voor wat betreft de gegoten dekvloer moet zijn vastgelegd in een
projectspecificatie. Deze projectspecificatie moet door of namens de opdrachtgever worden opgesteld,
waarbij gebruik wordt gemaakt van de indelingen en eisen in deze Richtlijn.
Indien het bereiken van de eisen gesteld aan het oppervlak genoemd in hoofdstuk 6 een nabewerking of
behandeling van de gegoten dekvloer vereist, moet in de projectspecificatie zijn vastgelegd wie daarvoor
verantwoordelijk is.
In de projectspecificatie moet ten aanzien van de gegoten dekvloer ten minste zijn vastgelegd:
a. De aspecten genoemd in hoofdstuk 5 van CUR-Aanbeveling 107 (Gietvloeren met calciumsulfaat als
bindmiddel) en CUR-Aanbeveling 110 (Gietvloeren met cement als bindmiddel). Te weten ten minste:
1. De typeaanduiding van de gewenste gietvloer (direct op draagvloer, op folie of zwevend).
2. Of leidingen, anders dan vloerverwarming in de gegoten dekvloer moeten worden opgenomen
en zo ja, waaruit deze bestaan.
3. De gemiddelde of minimale dikte van de gegoten dekvloer, in mm.
4. De relevante mechanische eigenschappen.
5. De gewenste vlakheid volgens NEN 2747, voor zover afwijkend van de basiseis in deze Richtlijn.
6. Bij een gietdekvloer direct op de draagvloer of er sprake moet zijn van hechting aan de
draagvloer en eventuele de hechtsterkte (mede in verband met aan te brengen vloerafwerking).
7. Of wapening in de gegoten dekvloer moet worden opgenomen en zo ja, waaruit deze bestaat.
8. Of voegen aangebracht moeten worden en zo ja, waar en hoe breed.
9. De wijze waarop de gietvloer moet aansluiten op eventuele verticale bouwdelen (toepassen
kantstroken, afwerking rondom leidingdoorvoeren en dergelijke).
10. Of de gietvloer na uitharden geschuurd moet worden met het doel droging te bevorderen.
b. De gekozen of voorgenomen vloerafwerking.
c. Wie moet zorgen voor het behandelen van zuigende ondergronden in verband met de vlakheid van
de gegoten dekvloer langs randen.
d. Wie moet zorgen voor een eventuele nabewerking of behandeling van de gegoten dekvloer om te
kunnen voldoen aan de eisen behorende bij een specifieke vloerafwerking.
4.3
Projectvoorstel door opdrachtnemer
Opdrachtnemer toetst de projectspecificatie voorafgaand aan de uitvoering op juistheid en technische
uitvoerbaarheid. Bij onjuistheden en uitvoeringstechnische bezwaren moet voorafgaand aan de aanvang
van de werkzaamheden overleg plaatsvinden tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over hoe te
handelen.
Indien:
a. geen projectspecificatie door of namens de opdrachtgever is opgesteld;
b. onjuistheden zijn vastgesteld in de projectspecificatie;
c. aspecten ontbreken in de projectspecificatie;
d. er keuzemogelijkheden zijn geboden in de projectspecificatie,
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
12
vertaalt de opdrachtnemer hetgeen hij heeft begrepen, heeft waargenomen, respectievelijk zal uitvoeren
in een projectvoorstel en stemt dit af met de opdrachtgever. Dit, met de opdrachtgever afgestemde
projectvoorstel wordt dan onderdeel van de projectspecificatie c.q. fungeert dan als projectspecificatie
zoals bedoeld in 4.2.
4.4 Tegenstrijdigheid
Bij een tegenstrijdigheid tussen de eisen in deze Richtlijn, de projectspecificatie of de
verwerkingsvoorschriften van de toe te passen materialen moeten opdrachtgever en opdrachtnemer
overeenkomen welke eis prevaleert . Dit, voorafgaand aan de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden.
Het resultaat daarvan moet schriftelijk worden vastgelegd (in het werkplan, het dagrapport of in een
bouwverslag).
Eindresultaat met vloerafwerking
Hoofdstuk 5 Prestatie-eisen algemeen (basis-eisen) 13
5 Prestatie-eisen algemeen (basis-eisen)
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de basis prestatie-eisen aan de gegoten dekvloer vermeld waaraan de gegoten
dekvloer ten minste moet voldoen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in:
a. Categorie 1
Mechanische eigenschappen waaraan de gegoten dekvloer altijd moet voldoen ongeacht de
vloerafwerking die wordt aangebracht.
b. Categorie 2
Eisen aan het oppervlak waarop gerekend mag worden bij het aanbrengen van een gegoten dekvloer.
Voor specifieke vloerafwerkingen kunnen hogere eisen gelden. Zie hoofdstuk 6.
Opmerking 1
Het moeten voldoen aan de eisen in hoofdstuk 6 voor een specifieke vloerafwerking, kan inhouden dat
de basiseisen aan de gegoten dekvloer niet toereikend zijn. Een nabewerking is dan noodzakelijk. In de
projectspecificatie moet zijn vastgelegd wie dit moet verzorgen.
Opmerking 2
Het behalen van de voorgeschreven klasse, in het bijzonder voor wat betreft hoogteverschillen, wordt
mede bepaald door de vlakheid van de draagvloer en daarop aangebrachte voorzieningen zoals
leidingen en isolatiemateriaal. In deze Richtlijn wordt ervan uitgegaan dat de opdrachtgever zorgt voor
een ondergrond die voldoet aan goed vakmanschap. Te denken is daarbij aan het (voorkomen van)
gestapelde leidingen op de vloer waardoor de vereiste laagdikte en/of dekking niet gerealiseerd kan
worden, een deugdelijk gesloten isolatie bij een zwevende dekvloer (zie NEN 2742) of het toegepast zijn
van geïsoleerde warmwaterleidingen.
De volgende basis eisen gelden:
Categorie 1: mechanische eisen
a. Druk- en buigtreksterkte
b. Indrukking
c. Huidtreksterkte
d. Hechting aan de ondergrond
Categorie 2: oppervlak
a. Oppervlakte textuur
b. Oneffenheden
c. Lokaal hoogteverschil
d. Gaping onder de rei
e. Vlakheid (hoogteverschillen op langere afstand)
Basiseis aan gegoten dekvloer
Gewenst niveau in verband
met vloerafwerking Afspreken wie dit verzorgt (en hoe)
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
14
5.2 Basiseisen aan gegoten dekvloer, mechanisch (categorie I)
5.2.1 Indrukking
Aan de indrukking, bepaald middels de BRE-Screedtest volgens 9.4, worden slechts eisen gesteld indien
de vloer wordt voorzien van:
? een zachte vloerafwerking, zoals tapijt, linoleum, pvc;
? een vloercoating of kunstharsgebonden gietvloer.
De indrukking mag niet meer bedragen dan:
Valgewicht 4 kg: gemiddeld ? 3,0 mm en ten hoogste 4,0 mm voor een individuele waarde.
Valgewicht 2 kg: gemiddeld ? 2,5 mm en ten hoogste 3,5 mm voor een individuele waarde.
Indien de meetwaarde niet voldoet aan de eis, moet worden nagegaan of dit een gevolg kan zijn van een
nog te hoog vochtgehalte. Is dit het geval dan moet de meting worden herhaald op het moment dat het
vochtgehalte (V) ten hoogste bedraagt: 1,25 keer het vochtgehalte zoals die geldt voor het aanbrengen
van de betreffende vloerafwerking.
Opmerking
De keuze voor het valgewicht wordt bepaald door het type dekvloer. Bij een dekvloer direct op een
draagvloer of op een folie wordt uitgegaan van 4 kg valgewicht, bij een dekvloer op een verende
isolatielaag wordt uitgegaan van 2 kg.
5.2.2 Druk- en buigtreksterkte
De druksterkte en/of buigtreksterkte moet zijn afgestemd op het voorgenomen gebruik van de vloer en
het dekvloertype. Richtlijnen hiervoor zijn opgenomen in tabel 5.1.
Voor zwevende gegoten dekvloeren is de buigtreksterkte van groter belang dan de druksterkte. Daarom
zijn bij een zwevende gegoten dekvloer eisen gesteld aan de buigtreksterkte.
Tabel 5.1: Sterkteklassen afhankelijk van type gegoten dekvloer en gebruik
Eigenschap Vloertype en gebruik
GD-D GD-T GD-Z
Woningbouw Utiliteit Woningbouw Utiliteit Woningbouw Utiliteit
Druksterkte ? C w12 ? C w20 ? C w12 ? C w20
Buigtreksterkte ? F w3 ? F w3 ? F w4
GD-D = gegoten dekvloer direct op de draagvloer
GD-T = gegoten dekvloer op een tussenlaag (laag tussen dekvloer en draagvloer van niet indrukbare folie)
GD-Z = verend opgelegde (zwevende) gegoten dekvloer (dekvloer op isolatieplaten of dunne indrukbare lagen
)
Hoofdstuk 5 Prestatie-eisen algemeen (basis-eisen) 15
Opmerking 1
Deze Richtlijn beoogt prestatie-eisen te beschrijven per aspect dat van belang is. Omdat ervarings-
gegevens daarvoor niet altijd beschikbaar zijn, is ervoor gekozen terug te vallen op eisen aan de druk-
sterkte. Mede daardoor is ervoor gekozen hogere eisen te stellen aan de sterkte dan opgenomen in
CUR-Aanbeveling 107 en 110.
Opmerking 2
In verband met de aan te brengen vloerafwerking kan het bij een zwevende gegoten dekvloer wenselijk
zijn om ook een druksterkte overeen te komen.
Opmerking 3
Voor de dikte van een zwevende gegoten dekvloer wordt verwezen naar NEN 2742.
5.2.3 Huidtreksterkte
De huidtreksterkte, bepaald volgens 9.2, moet ten minste 0,7 N/mm 2 bedragen.
5.2.4 Hechting aan de ondergrond
Aan de hechting van de gegoten dekvloer aan de ondergrond zijn vanuit het oogpunt van de
vloerafwerking geen eisen gesteld.
Opmerking
In CUR-Aanbeveling 107 (Gietvloeren met calciumsulfaat als bindmiddel) en CUR-Aanbeveling 110
(Gietvloeren met cement als bindmiddel) zijn eisen gesteld aan de laagdikte van het materiaal. Bij deze
laagdikte wordt ervan uitgegaan dat hechting niet nodig is voor het kunnen aanbrengen van de
vloerafwerking. Is dit wel van belang, dan moet dit zijn vermeld in de projectspecificatie.
5.3 Basiseisen aan gegoten dekvloer, oppervlak (categorie II)
5.3.1 Oppervlaktetextuur
Aan de oppervlakte textuur worden geen eisen gesteld. Voor de gewenste textuur bij een bepaalde
vloerafwerking wordt verwezen naar hoofdstuk 6.
5.3.2 Oneffenheid
In de gegoten dekvloer mogen geen oneffenheden, bepaald volgens 9.5, voorkomen van meer dan 3
mm. Voor de eisen bij een bepaalde vloerafwerking wordt verwezen naar hoofdstuk 6.
Opmerking
Hierbij betreft hier oneffenheden ontstaan binnen de invloedsfeer van het bedrijf dat de gegoten
dekvloer heeft aangebracht. Beschadigingen in het oppervlak door bijvoorbeeld waterlekkage vanuit
boorgaten in kanaalplaatvloeren of mechanische belasting vallen hier niet onder. Uiteraard moeten deze
wel zijn hersteld voor het aanbrengen van de vloerafwerking.
5.3.3 Lokaal hoogteverschil
Lokaal hoogteverschil, bepaald volgens 9.6, mag niet meer bedragen dan 3 mm.
5.3.4 Gaping onder een rei
De gaping onder een rei, bepaald volgens 9.7, moet voldoen aan klasse III volgens 3.3.
Opmerking
Indien langs randen een hogere vlakheid wordt gewenst is het te adviseren de muren voor te behandelen
om een zuigende werking op te heffen. Vastgelegd moet zijn wie daarvoor verantwoordelijk is.
5.3.5 Vlakheid (NEN 2747)
De vlakheid, bepaald volgens 9.8, moet ten minste zijn: vlakheidsklasse 3.
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
16
6 Eisen in verband met vloerafwerking
6.1 Algemeen
In dit hoofdstuk zijn specifieke eisen aan de ondergrond opgenomen, zoals die volgen uit de betreffende
vloerafwerking. Deze eisen kunnen afwijken van de eisen die in basis zijn gesteld aan de gegoten dekvloer
(zie hoofdstuk 5).
Met "basiseis" in de tabellen in deze paragraaf wordt bedoeld de eis in hoofdstuk 5 voor het betreffende
aspect.
Opmerking
Concreet betekent dit dat de eisen aan de gegoten dekvloer overeenkomen met de eisen die gelden
voor het aanbrengen van een bepaalde vloerafwerking.
6.2 Hout, laminaat
De prestatie-eisen aan de ondergrond voor het aanbrengen van houten vloerdelen die uit meer lagen zijn
samengesteld of voor laminaat zijn weergegeven in tabel 6.1.
Voor massief houten vloerdelen moet de eis aan de huidtreksterkte nader worden overeengekomen.
Opmerking
Massief hout (dikten groter dan 14 mm) genereert grotere spanningen op het hechtvlak dan
samengestelde houten vloerdelen en laminaat. Dit betekent dat een hogere sterkte nodig is van de
gegoten dekvloer dan vermeld in de tabel. De voorkeur gaat echter uit naar het niet hechtend
aanbrengen van massief houten vloeren.
Tabel 6.1: criteria voor hout en laminaat
Vloerafwerking Hout Laminaat
Categorie 1
a Druk- en buigtreksterke Basiseis Basiseis
b Indrukking (BRE), ten hoogste
(mm)
c Huidtreksterkte, ten minste
(N/mm 2)
Basiseis
d Hechting aan ondergrond Basiseis Basiseis
Categorie 2
e Oppervlakte textuur
f Oneffenheid, ten hoogste (mm) 1,5 1,0
g Lokaal hoogteverschil, ten hoogste
(mm)
1,5 0,8
h Gaping onder rei, klasse II II
6.3 Linoleum/pvc/rubber
De prestatie-eisen aan de ondergrond voor het aanbrengen van linoleum, pvc of rubber of een
vergelijkbaar materiaal zijn weergegeven in tabel 6.2.
Egaliseren is vereist indien doortekening van de ondergrond niet voor mag komen. Is dit geen bezwaar,
dan mag egaliseren achterwege blijven. In dat geval zullen eventueel specifieke eisen aan de textuur
overeengekomen moeten worden.
Hoofdstuk 6 Eisen in verband met vloerafwerking 17 Tabel 6.2: criteria voor linoleum/pvc/rubber en vergelijkbare afwerkingen
Vloerafwerking Linoleum/pvc/rubber
Categorie 1
a Druk- en buigtreksterke Basiseis
b Indrukking (BRE), ten hoogste
(mm) Basiseis
c Huidtreksterkte, ten minste
(N/mm 2)
Basiseis
d Hechting aan ondergrond Basiseis
Categorie 2
e Oppervlakte textuur Basiseis
f Oneffenheid, ten hoogste (mm) Mag niet voorkomen
g Lokaal hoogteverschil, ten hoogste
(mm)
1,0
h Gaping onder rei, klasse II (afhankelijk van esthetische
eisen)
6.4 Kunstharsgebonden vloerafwerking
De prestatie-eisen aan de ondergrond voor het aanbrengen van een kunstharsgebonden vloerafwerking
zijn weergegeven in tabel 6.3.
Tabel 6.3: criteria voor kunstharsgebonden vloerafwerkingen
Vloerafwerking Kunstharsgebonden
Categorie 1
a Druk- en buigtreksterke Basiseis
b Indrukking (BRE), ten hoogste
(mm) Basiseis
c Huidtreksterkte, ten minste
(N/mm 2)
Basiseis voor siergrindvloer
1,0 kunstharsvloer
1,5 bij zware rol- en wringbelastingen
d Hechting aan ondergrond Basiseis
Categorie 2
e Oppervlakte textuur
f Oneffenheid, ten hoogste (mm) Gietvloer/coatingvloer: zodanig dat wordt
voldaan aan de eis voor uitstekende delen
volgens de SBRCURNET-richtlijn (*1).
Troffel- of siergrindvloer: basiseis
g Lokaal hoogteverschil, ten hoogste
(mm)
Zodanig dat wordt voldaan aan de eis voor
uitstekende delen volgens SBRCURNET-
richtlijn
h Gaping onder rei, klasse gietvloer/coatingvloer: II
siergrindvloer/troffelvloer: Basiseis (III)
(1*) Zie de SBRCURnet Richtlijn (K653.14): "Specificatie en beoordeling van kunstharsgebonden gietvloeren op esthetische aspecten" en
SBRCURnet Kennispaper: Coatingvloeren (K715.16) "Richtlijn voor de specificatie en beoordeling van gecoate vloeren op esthetische
aspecten".
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
18
6.5 Natuursteen/keramiek
De prestatie-eisen aan de ondergrond voor het aanbrengen van tegels van natuursteen of keramiek zijn
weergegeven in tabel 6.4.
Tabel 6.4: criteria voor natuursteen/keramiek
Vloerafwerking Tegels (keramisch/natuursteen)
Categorie 1
a Druk- en buigtreksterke Basiseis
b Indrukking (BRE), ten hoogste
(mm)
c Huidtreksterkte, ten minste
(N/mm 2)
Basiseis
d Hechting aan ondergrond Basiseis
Categorie 2
e Oppervlakte textuur
f Oneffenheid, ten hoogste (mm) 1/3 dikte van lijmkam of dikte tegellijm
g Lokaal hoogteverschil, ten hoogste
(mm)
1,5 voor tegelgroep 1
2,0 voor tegelgroep 2
3,0 voor tegelgroep 3
h Gaping onder rei, klasse I: groot formaat tegel
II: klein formaat tegel
6.6 Tapijt
De prestatie-eisen aan de ondergrond voor het aanbrengen van tapijt of een daarmee vergelijkbaar
materiaal zijn weergegeven in tabel 6.5.
Tabel 6.5: criteria voor tapijt
Vloerafwerking Tapijt
Categorie 1
a Druk- en buigtreksterke Basiseis
b Indrukking (BRE), ten hoogste
(mm) Basiseis
c Huidtreksterkte, ten minste
(N/mm 2)
Basiseis
d Hechting aan ondergrond Basiseis
Categorie 2
e Oppervlakte textuur
f Oneffenheid, ten hoogste (mm) 1,5
g Lokaal hoogteverschil, ten hoogste
(mm)
5,0
h Gaping onder rei, klasse IV
Hoofdstuk 6 Eisen in verband met vloerafwerking 19 6.7 Cementgebonden afwerking
De prestatie-eisen aan de ondergrond voor het aanbrengen van een cementgebonden afwerking zijn
weergegeven in tabel 6.6.
Tabel 6.6: criteria voor cementgebonden afwerking
Vloerafwerking Cementgebonden
Categorie 1
a Druk- en buigtreksterke Basiseis
b Indrukking (BRE), ten hoogste
(mm) Basiseis
c Huidtreksterkte, ten minste
(N/mm 2)
1,0
d Hechting aan ondergrond Basiseis
Categorie 2
e Oppervlakte textuur
f Oneffenheid, ten hoogste (mm) 3,0
g Lokaal hoogteverschil, ten hoogste
(mm)
2,0
h Gaping onder rei, klasse II
Aanbrengen mortel op de vloer
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
20
7 Corrigerende maatregelen
Het bereiken van de eisen als genoemd in hoofdstuk 6 mag, indien de basiseisen in hoofdstuk 5 niet
toereikend zijn, plaatsvinden door het nabewerken of het behandelen van het vloeroppervlak. Te denken
is daarbij aan het verstevigen van de toplaag, het schuren om uit stekende delen te verwijderen en/of het
schuren van bulten en het opvullen van holten.
Opmerking
Veelal zal het economischer zijn om een goede materiaalkeuze te maken en ook tijdens de uitvoering de
nodige aandacht te besteden aan het werk. Bij bestaande dekvloeren zijn de eigenschappen een
gegeven en kan de dekvloer door corrigerende maatregelen geschikt worden gemaakt.
Aanbrengen gietvloer op vloerverwarming
Hoofdstuk 8 Vochtgehalte bij aanbrengen vloerafwerking 21
8 Vochtgehalte bij aanbrengen vloerafwerking
Richtwaarden voor het vochtgehalte van de gegoten dekvloer, bepaald volgens 9.9 (CM-methode) zijn
opgenomen in tabel 8.1. Deze waarde geldt op het moment van plaatsing van de vloerafwerking en
gedurende de periode dat de vloerafwerking aanwezig is.
Indien de leverancier van materialen die worden aangebracht op de gegoten dekvloer, waaronder de
vloerafwerking, andere waarden opgeeft, moeten deze waarden worden aangehouden.
Tabel 8.1: Toelaatbaar vochtgehalte gegoten dekvloer in % m/m, CM-methode, bij aanbrengen
vloerafwerking
Vloerafwerking Dampopen Redelijk dampdicht Zeer dampdicht
cement calciumsulfaat cement calciumsulfaat cement calciumsulfaat
Zonder
vloerverwarming 4,0 2,0 3,0 1,0 2,0 1,0
Met
vloerverwarming 3,0 1,0 2,0 0,5 1,5 0,5
Voor houten vloeren op een gegoten calciumsulfaatgebonden dekvloer geldt afwijkend van tabel 8.1:
? zonder vloerverwarming: 0,5 %;
? met vloerverwarming: 0,3 %.
Voor houten vloeren op een gegoten cementgebonden dekvloer geldt afwijkend van tabel 8.1:
? zonder vloerverwarming: 2,0 %;
? met vloerverwarming: 1,8 %.
Opmerking 1
Het vochtgehalte van de gegoten dekvloer hangt af van de verstreken tijd na aanbrengen en de
omstandigheden waaraan deze wordt blootgesteld. De in deze paragraaf beschreven waarden gelden
voor het moment waarop de gegoten dekvloer kan worden afgewerkt met de betreffende
vloerafwerking en daarna. Dit betekent dat het vochtgehalte niet mag stijgen nadat de vloerafwerking is
aangebracht. Om dit te bereiken kan het toepassen van een dampdichte folie tussen gegoten dekvloer
en draagvloer nodig zijn. De dampdichtheid van de folie zal daarbij groter moeten zijn dan de
dampdichtheid van de aangebrachte vloerafwerking.
Opmerking 1
Sommige leveranciers hanteren hogere waarden, zodat een gegoten dekvloer eerder is af te werken
en/of damptranport door de vloer minder kritisch is.
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
22
9 Keuring en controle
9.1 Druk- en buigtreksterkte
9.1.1 Keuring prisma's vervaardigd op het werk
De druksterkte en buigtreksterkte van de gerede dekvloer moet worden ontleend aan de resultaten die
zijn bepaald op mortelprisma's die op het werk zijn vervaardigd.
Verwezen wordt naar 15.5.1 voor de druksterkte en 15.5.2 voor de buigtreksterkte van CUR-Aanbeveling
107 of CUR-Aanbeveling 110.
Opmerking
Bij gegoten dekvloeren zal de sterkte in het werk doorgaans overeenkomen met de sterkte die is bepaald
op basis van prisma's vervaardigd op het werk of de centrale. Het bepalen van de sterkte op basis van
boren van kernen is daardoor veelal niet noodzakelijk.
Aantal bepalingen
Aantal bepalingen moet ten minste 6 bedragen voor de druksterkte en 3 voor de buigtreksterkte.
Keuringscriterium
Het gemiddelde moet voldoen aan de in tabel 5.1 opgegeven sterkte, waarbij een individuele meetwaarde
ten minste 85 % moet zijn van deze waarde.
9.1.2 Keuring proefstukken uit het werk
Indien prisma's ontbreken of aan het resultaat daarvan wordt getwijfeld, mag onderzoek plaatsvinden op
monsters genomen uit de dekvloer.
Verwezen wordt naar 15.6.2 voor de druksterkte en 15.6.3 voor de buigtreksterkte van CUR-Aanbeveling
107 of CUR-Aanbeveling 110.
Aantal bepalingen
Het aantal bepalingen moet ten minste 6 bedragen voor de druksterkte en 3 voor de buigtreksterkte.
Keuringscriterium
Het gemiddelde moet voldoen aan de in tabel 5.1 opgegeven sterkte, waarbij een individuele meetwaarde
ten minste 85 % moet zijn van deze waarde.
9.2 Huidtreksterkte
Alleen indien daaraan wordt getwijfeld, moet de huidtreksterkte worden bepaald volgens 15.6.5 van CUR-
Aanbeveling 107 of CUR-Aanbeveling 110.
Aantal bepalingen
Het aantal metingen moet ten minste bedragen:
? 6 per dagproductie, dan wel;
? 3 per 250 m
2 vloeroppervlak maar in totaal ten minste 6 stuks.
Keuringscriterium
Elke meting moet voldoen aan de gestelde eis. Indien een meting niet voldoet mogen twee nieuwe
metingen worden uitgevoerd in de nabijheid van de locatie die niet voldeed. Voldoen deze twee, dan mag
de meting die niet voldoet buiten beschouwing worden gelaten.
Hoofdstuk 9 Keuring en controle 23 9.3 Hechtsterkte
Voor zover hechting is overeengekomen moet de hechting worden bepaald volgens 15.6.6. van CUR-
Aanbeveling 107 of CUR-Aanbeveling 110.
Aantal bepalingen
Het aantal metingen moet ten minste bedragen:
? 6 per dagproductie, dan wel;
? 3 per 250 m
2 vloeroppervlak maar in totaal ten minste 6 stuks.
Keuringscriterium
Elke meting moet voldoen aan de gestelde eis. Indien een meting niet voldoet mogen twee nieuwe
metingen worden uitgevoerd in de nabijheid van de locatie die niet voldeed. Voldoen deze twee, dan mag
de meting die niet voldoet buiten beschouwing worden gelaten.
9.4 Indrukking
De indrukking moet worden bepaald volgens 15.6.4 van CUR-Aanbeveling 107 of CUR-Aanbeveling 110.
Aantal bepalingen
Het aantal metingen moet in afwijking van bijlage B ten minste 1 per 100 m
2 bedragen maar ten minste 12.
Keuringscriterium
Elke meetwaarde moet voldoen aan de gestelde eis. Indien een meting niet voldoet mogen twee nieuwe
metingen worden uitgevoerd in de nabijheid van de locatie die niet voldeed. Voldoen deze twee, dan mag
de meting die niet voldoet buiten beschouwing worden gelaten.
9.5 Oneffenheid
De hoogte of diepte van de oneffenheid moet worden bepaald door opmeten, tot op 0,25 mm
nauwkeurig, met een schuifmaat of meetklokje.
Aantal bepalingen
Het aantal metingen moet in overleg worden bepaald.
Keuringscriterium
Elke meetwaarde moet voldoen aan de gestelde eis.
9.6 Lokaal hoogteverschil
Het lokaal aanwezige hoogteverschil moet worden bepaald door opmeten, tot op 0,25 mm nauwkeurig.
Op de te beoordelen onvlakheid wordt een rei gelegd van 0,4 meter, met een zijde over de top van de
oneffenheid (zie Afb. 9.1).
De grootste gaping onder de rei op een punt gelegen tussen de top en op een afstand van ten hoogste
0,1 m vanaf de top moet worden gemeten met een schuifmaat, meetwig of meetklokje.
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
24
Afb. 9.1 Beoordeling lokaal hoogteverschil
Aantal bepalingen
Het aantal metingen moet in overleg worden bepaald.
Keuringscriterium
Elke meetwaarde moet voldoen aan de gestelde eis.
9.7 Gaping onder de rei
De gaping onder een rei moet worden beoordeeld met een rei van 1 of 2 meter voorzien van blokjes of
stelbouten met een hoogte gelijk aan de tolerantie aan weerszijden van de rei en met een meetblokje met
een hoogte gelijk aan 2x de tolerantie, zie Afb. 3.1. In plaats van een meetblokje mag ook een meetklok of
meetwig worden gebruikt die past bij de tolerantie.
Bij het plaatsen van de rei moet rekening worden gehouden met de afstand tot wanden zoals vermeld in
Tabel 3.1.
Aantal bepalingen
Het aantal metingen moet in overleg worden bepaald.
Keuringscriterium
Elke meetwaarde moet voldoen aan de gestelde eis.
9.8 Vlakheid/evenwijdigheid
De vlakheid/evenwijdigheid van de gegoten dekvloer moet worden gemeten volgens NEN 2747.
Is geen meetveld volgens NEN 2747 mogelijk dan mag een kleiner meetveld worden gehanteerd of mag
(bij gangpaden) in banen worden gemeten. De meetwaarden en berekende verschillen worden dan
behandeld overeenkomstig NEN 2747 voor de meetwaarden voor een vloerveld. De aan te houden
afstanden voor het toetsen zijn dan 0,5 m / 1,0 m en 2,0 m.
Aantal bepalingen
Indien meetvelden volgens NEN 2747 uitgezet kunnen worden, moet het aantal meetvelden voldoen aan
NEN 2747.
Indien geen meetveld mogelijk is, moet het aantal meetpunten ten minste 100 bedragen. Het aantal
verschilmeetpunten ten minste 25 voor elke beoordelingsafstand.
Keuringscriterium
Elke meetwaarde moet voldoen aan de gestelde eis.
9.9 Vochtgehalte (CM-meting)
Het monstermateriaal moet worden genomen over de volledige dikte van de gegoten dekvloer. Bij het
nemen van monsters moet ervoor worden gezorgd dat geen of minimaal warmte wordt ingebracht die
de meting nadelig kan beïnvloeden. Het monstermateriaal moet zodanig worden verkleind dat geen
grotere delen dan 10 mm voorkomen. Tijdens het verkleinen van het monster mag geen vocht ontwijken
(bijvoorbeeld door het monster in een plastic zak te verkleinen). Het verzamelde materiaal moet in een
zak of koker worden gemengd, zodanig dat het materiaal homogeen verdeeld is.
Inwegen van een hoeveelheid materiaal in het meetapparaat afgestemd op het vochtgehalte van het
materiaal. Bij voorkeur moet de wijzer uitslaan over ten minste een gebied ter grootte van 50 % van het
meetbereik.
Hoofdstuk 9 Keuring en controle 25
Aantal bepalingen
Het aantal bepalingen moet bedragen:
? Ruimten tot 100 m
2: ten minste 1 meting,
? Meer verdiepingen: ten minste 1 meting per verdieping,
? Ruimten > 100 m
2: per 300 m 2, ten minste 3 metingen.
Het aantal metingen mag worden beperkt indien eerst met een indicatieve meter het gebied met de
grootste vochtigheid is bepaald. Op die locatie moet dan ten minste één meting per 250 m
2 plaatsvinden.
Keuringscriterium
Elke meetwaarde moet voldoen aan de gestelde eisen.
Eindresultaat met vloerafwerking
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
26
10 Overzicht vermelde normen
Titels van vermelde normen en CUR-Aanbevelingen
NEN 2747:2001 Classificatie en meting van de vlakheid en evenwijdigheid van
vloeroppervlakken
CUR-Aanbeveling 107:2010 Gietvloeren met calciumsulfaat als bindmiddel
CUR-Aanbeveling 110:2010 Gietvloeren met cement als bindmiddel
Deze Richtlijn geeft de stand van techniek en kennis weer op moment van uitgifte.
Auteursrechten
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een
geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij
elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enig andere manier, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van de uitgever.
Aansprakelijkheid
Degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid
betracht bij het samenstellen van deze uitgave. Nochtans moet de mogelijkheid niet worden uitgesloten
dat er toch fouten en onvolledigheden in deze uitgave voorkomen. Ieder gebruik van deze uitgave en
gegevens daaruit is geheel voor eigen risico van de gebruiker. Iedere aansprakelijkheid voor schade die
mocht voortvloeien uit het gebruik van deze uitgave en de daarin opgenomen gegevens wordt
uitgesloten.
Bijlage A: Samenvattende tabel 27
Bijlage A: Samenvattende tabel
Vloerafwerking Hout Laminaat Linoleum/pvc/rubber Kunstharsgebonden Tegels (keramisch/ natuursteen) Tapijt Cement- gebonden
Categorie 1
a Druk- en buigtreksterkte Basiseis Basiseis Basiseis Basiseis Basiseis Basiseis Basiseis
b Indrukking (BRE),
ten hoogste (mm) Basiseis Basiseis Basiseis Basiseis
c Huidtreksterkte,
ten minste (N/mm2) Basiseis Basiseis 0,5 siergrindvloer
1,0 kunstharsvloer
1,5 bij zware rol- of wielbelastingen Basiseis Basiseis 1,0
d Hechting aan
ondergrond Basiseis Basiseis Basiseis basiseis Basiseis Basiseis Basiseis
Categorie 2
e Oppervlakte textuur Basiseis
f Oneffenheid,
ten hoogste (mm) 1,5 1,0 Mag niet voorkomen Gietvloer/coatingvloer: zodanig dat
kan worden voldaan aan de eis voor
uitstekende delen volgens
SBR/curnet-richtlijnen
Troffel- of siergrindvloer: basiseis 1/3 dikte lijmkam lijmlaag
of dikte tegellijm 1,5 3,0
g Lokaal hoogteverschil,
ten hoogste (mm) 1,5 0,8 1,0 Zodanig dat kan worden voldaan aan
de eis voor uitstekende delen volgens
SBR/CURnet-richtlijnen Voor tegelgroep 1: 1,5
Voor tegelgroep 2: 2,0
Voor tegelgroep 3: 3,0 5,0 2,0
h Gaping onder rei,
klasse II II II Gietvloer/coatingvloer: II
Siergrindvloer/troffelvloer: basiseis (III) Groot formaat tegel: I
Klein formaat tegel: II IV II
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
28
Bijlage B: Aandachtspunten
Hechting/huidtreksterkte
Naarmate het verschil in vervorming tussen de gegoten dekvloer en de vloerafwerking groter wordt,
nemen de spanningen op het grensvlak toe als de materialen hecht aan elkaar zijn verbonden. In de
praktijk is het dus van belang deze onderlinge vervormingen zo klein mogelijk te houden. Bijvoorbeeld
door het voorkomen dat grote temperatuurswisselingen in de vloer optreden en/of bij hout sprake is van
grote fluctuaties in vochtgehalte.
Hoe flexibeler de verbinding tussen de gegoten dekvloer en de vloerafwerking, hoe kleiner de spanningen
zullen zijn bij eenzelfde vervorming. Bij een losliggende uitvoering van de vloerafwerking zullen nagenoeg
geen spanningen ontstaan op het grensvlak. Indien een vloerafwerking wordt aangebracht op een relatief
dun materiaal moet worden nagegaan of het noodzakelijk is dat deze dunne laag hecht aan de
ondergrond.
Contactgeluid
Geadviseerd wordt een dekvloer direct op de draagvloer niet mee te nemen voor het bepalen van de
contactgeluidisolatie. Dit omdat een volledige, blijvende hechting niet kan worden gegarandeerd. Als
akoestiek een rol speelt, moet bij voorkeur worden gekozen voor een verend opgelegde (zwevende)
dekvloer, dan wel moet de draagvloer een voldoende massa hebben.
Doortekenen scheuren, werking ondergrond
Indien een gegoten dekvloer hechtend wordt aangebracht op een dragende ondergrond kan het zijn dat
er scheuren ontstaan in de gegoten dekvloer. Dit zal bijvoorbeeld kunnen optreden bij systeemvloeren.
Deze scheuren kunnen "doorscheuren" in de vloerafwerking. De kans daarop wordt bepaald door onder
meer de aard van de vloerafwerking en wijze waarop deze vloerafwerking is aangebracht. Zo is de kans
op doorscheuren bij een elastische lijmlaag geringer dan wanneer de lijmverbinding star is. Ook is de kans
op doorscheuren bij een elastische afwerking, bijvoorbeeld een elastische polyurethaan gietvloer, kleiner
zijn dan een relatief harde epoxy of een ander relatief bros materiaal, zoals een tegel uit travertin.
Doorscheuren van de dekvloer vanuit de draagvloer kan worden voorkomen of de kans daarop worden
verkleind door een zogenoemde ontkoppelingsmat toe te passen of een zwevende gegoten dekvloer aan
te brengen.
In een relatief dunne, elastische vloerafwerking kunnen ook zogenoemde aders ontstaan. De
vloerafwerking scheurt dan niet maar laat wel een aftekening zien daar waar de ondergrond is gescheurd.
Droging, vochtgehalte draagvloer (constructievloer)
Indien een kruipruimte onder de vloer aanwezig is en geen of niet bekend is dat een vochtscherm aan-
wezig is, moet de kruipruimte voldoende met buitenlucht zijn geventileerd. Met voldoende geventileerd
wordt in beginsel bedoeld dat de gezamenlijke vrije doorlaat aan ventilatieopeningen in elke tegenover
elkaar gelegen wand ten minste moet zijn:
a. 400 mm
2 per m 2 vloeroppervlak indien het een houten balklaag betreft of indien de grondwaterstand
hoger of gelijk ligt aan de bodem van de kruipruimte.
b. 100 mm
2 per m 2 vloeroppervlak in overige gevallen.
De ventilatie (doorspuibaarheid) mag daarbij niet worden belemmerd door vegetatie, aanwezige balken,
leidingen en kabels voor de openingen.
Een deugdelijk ventilatie is niet altijd mogelijk of realiseerbaar, bijvoorbeeld vanwege de plattegrond van
de ruimte of aanwezige funderingsbalken. Nagegaan moet worden of dit nadelig is en of, indien het
aantal roosters niet voldoet aan bovenstaande richtlijn, het aanbrengen van extra roosters zinvol is.
Indien de gegoten dekvloer wordt aangebracht in een situatie van nieuwbouw, dan moet er rekening mee
worden gehouden dat de draagvloer nog veel vocht kan bevatten. Om de droogtijd van de gegoten
dekvloer te verkorten en om migratie van vocht vanuit de draagvloer naar de gegoten dekvloer te
Bijlage B: Aandachtspunten 29
voorkomen, is het aan te raden de gegoten dekvloer via een dampdichte laag te scheiden van de
draagvloer. Een folie moet voldoende dampweerstand hebben (meer dan de dampdichtheid van de
vloerafwerking) en moet vrij zijn van beschadigingen en naden. De folie moet met een overlap van ten
minste 0,5 meter worden aangebracht of de naden moeten zijn afgeplakt met een dampdichte tape.
31
Colofon
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
Prestatie-eisen aan gegoten dekvloeren in
relatie tot aan te brengen vloerafwerkingen
uitgave
Kennisplatform CROW, Ede
artikelnummer
C-D1021
tekst
TechnoConsult, C.A. van der Steen
foto omslag
TechnoConsult
foto's
Casea en Forbo
productie
CROW
contact
Kennisplatform CROW
klantenservice@crow.nl
CROW-CUR Richtlijn 1:2018
2
Reacties