Aanbeveling51
MILIEUTECHNISCHE ONTWERPCRITERIA
VOOR BEDRI]FSRIOLERINGEN
D
e huidigemilieuwetgeving staatniettoedatverontreinigingen terechtkomeninhet
oppervlaktewater ofinde bodem. Eenbedrijf heeftdanookeen verantwoordelijk-
heid tenaanzien vandegevolgen vandebedrijfsvoering voorhetmilieu. Zover-
plichten deWet bodembescherming, deWet milieubeheer endeWet verontreiniging op-
pervlaktewateren deeigenaar vanhetbedrijf omvervuiling vandegrond, hetgrondwater
of het oppervlaktewater tevoorkomen. Ditkan onder meerworden gerealiseerd doorhet
aanbrengen vanvloeistofdichte bedrijfsrioleringen.
Deze CURjPBV-Aanbeveling gaatnader inop de milieutechnische ontwerpcriteriavoorbe-
drijfsrioleringen. Opbasis vandeze Aanbeveling kunnenvergunningverlenende instanties,
ondernemers, ontwerpersenaannemers beoordelenofde voorgenomen uitvoeringvanbe-
drijfsrioleringen voldoetaandehuidige milieuwetgeving.
De inhoud vandeze Aanbeveling isafgestemd metrelevante documenten diebinnen het
Plan Bodembeschermende Voorzieningenwordengepubliceerd
Deze Aanbeveling, inhet kader vanhetPlan Bodembeschermende Voorzieningenwaarin
CUR, Kiwaenhet NIBV samenwerken, isopgesteld doorCURjKIWAjPBV-Voorschriften-
commissie 41"Milieutechnische ontwerpcriteriavoorbedrijfsrioleringen".
Op het moment vanpubliceren vandeze Aanbeveling wasdesamenstelling vandecom-
missie alsvoigt: ing.C.van derVlist (voorzitter), ing.L.Bolding (rapporteur), ir.J.C.
Wielenga (secretaris). ir.A.S. Beenen, L.du Clou, ing.M.A. Dokman, ir.G.M. Gaikema, ir.
W. de Groot, ing.GW. Koldewijn, S.Mensing, ing.P.A. Ruardi, J.H.vanSanten, E.F.M.
Smits, L.de Vaal, ir.M. van Zoelen, J.W.Pinkney (corr.lid),ing.A.Jonker (coordinator), ir.
J. de Nekker (mentor). Detekst, opgesteld doorderapporteur, isdoor ir.C.A. vander
Steen bewerkt totdeze Aanbeveling.
Deze Aanbeveling isgoedgekeurd doordeAigemene Voorschriftencommissie "Bodemen
milieu".
1
2
INHOUD
1
Onderwerp
3
2
Toepassingsgebied
3
3
Termen
endefinities
3
4
Ontwerpcriteria
4
4.1
Vloeistofdichtheid
4
4.1.1
Vloeistofdichtheidsklasse
A
4
4.1.2
Vloeistofdichtheidsklasse
B
4
4.1.3
Vloeistofdichtheidsklasse
C
4
4.2
Samenstelling
bedrijfsafvalwater
4
4.3
Externe
leidingomgeving
5
4.3.1
Kenmerken
grondpakket
5
4.3.2
Grondwatergegevens
5
4.3.3
Boven
belasti ngjverkeersbel asting
5
5
Ontwerp
5
5.1
Vloeistofdichtheid
5
5.1.1
Buismaterialen
en-verbindingen
5
5.1.2
Voorzieningen
inhet leidingsysteem
5
5.1.3
Aansluitingen
tussenkolkenenleidingen
6
5.1.4
Aansluitingen
metlijnafwatering
6
5.1.5
Afscheiders
enhun aansluitingen
6
5.1.6
Aansluiting
metzuiveringsinstallaties
6
5.1.7
Aansluiting
tussenbedrijfsvloer enleiding
6
5.1.8
Reserve
aansluitingen
6
5.2
Bestandheid
tegenaantasting
6
5.3
Hechting
bekledingen
7
5.4
Draagvermogen
buisenverbinding
7
5.5
Onderhoud
eninspectie
7
5.6
Noodvoorzieningen
7
5.7
Ontwerpgegevens
7
6
Keuring
encontrole
8
6.1
Vloeistofdichtheid
8
6.1.1
Vrij
verval systeem
8
6.1.2
Riool
persleidi ngsysteem
8
Titels vanvermelde normenenrichtlijnen enoverige publicaties
9
Bijlage AChemische bestandheid verschillende materialen
11
Bijlage BChemische bestandheid vankunststofrioleringen
12
Bijlage CBerekening buizeninring- enlengterichting
15
1Onderwerp
Deze CURjPBV-Aanbeveling geeftdefinities, eisen,regels, bepalingsmethoden enkeurings-
criteria voorhetontwerp vaneen bedrijfsriolering, medeopbasis vandevloeistofdichtheid,
zoals diedoor deRijksoverheid isvastgesteld inhet kader vandeMilieuwetgeving enin4.1
nader isomschreven.
Toe/ichting
Overige eisenaanhetfunctioneren vaneen bedrijfsriool, zoalshetafstemmen opdegeldende
lozingsvoorwaarden, vastgelegdinde Wet milieubeheer enhydraulische criteriavormen geen
onderdeel vandeze Aanbeveling.
2 Toepassingsgebied
Deze CURjPBV-Aanbeveling isvan toepassing opbedrijfsrioleringen ondervrijverval, danwel
onder eenoverdruk vantenhoogste 0,25MPa,voorhetinzamelen entransporteren vanbe-
drijfsafvalwater totdelozing ophet openbaar rioolofhet open water.
3
Termenendefinities
Aanvullend opdedefinities inNEN 3300, gelden devolgende definities.
3.1 Afva/water: alhet water waarvan dehouder zich,methetoog opdeverwijdering daarvan,
ontdoet, voornemens iszich teontdoen ofzich rnoet ontdoen.
3.2 Huishoude/ijk afva/water:afvalwaterafkomstigvanparticuliere huishoudens danwelafval-
water afkomstig vanandere brannen, maardatwat betreft aardensamenstelling vergelijk-
baar ismet afvalwater uitparticuliere huishoudens.
Toe/ichting
Hiertoe behoort bijvoorbeeld afvalwaterafkomstiguitkantoorgedeelten metbijbehorende in-
frastructuur.
3.3 Bedrijfsafva/water: hetafvalwater nietzijnde huishoudelijk afvalwater.
3.4 Bedrijfsrio/ering: eenvoorziening voordeafvoer vanbedrijfsafvalwater opeen bedrijfsterrein
naar eenopenbaar rioolofeen andere voorziening voardeinzameling enhet transport van
afvalwater, inclusiefailedaarbij behorende verbindingen, puttenenoverige voorzieningen.
3.5 Bedrijfsterrein: eenterrein, nietbehorend totopenbaar terrein,waaropeenbedrijf processen
uitvoert.
3.6 V/oeistofdichtheid: demate vanlekverlies vaneen medium (vloeistof) optredende ineen be-
drijfsriolering.
3.7 Lekver/ies: dehoeveelheid vloeistof,inml, diewordt getransporteerd door1m
2
inwendige
leidingwand, verbindingen, puttenenjofaansluitingen.
3.8 Aantasting: hetproces waarbij doorchemische offysische inwerking materiaalverlies op-
treedt ofeigenschappen vaneen materiaal inongunstige zinworden be'invloed.
3.9 Gep/ande/evensduur: detijd waarin eenbedrijfsriolering aandegewenste prestaties moet
voldoen.
3.10 Ontwerp/evensduur: delevensduur vandebedrijfsriolering ofonderdelen daaruitzoals
aangehouden bijhet ontwerp engericht ophet met zekerheid voldoenaandegestelde ei-
sen aan hetriool gedurende degeplande levensduur, aldan nietincombinatie metgepland
onderhoud.
3
4
Ontwerpcriteria
De volgende gegevens moetenbijaanvang vanhetontwerp tenminste bekend zijnenwor-
den vastgelegd:
? deeis aan devloeistofdichtheid, zie4.1;
de samenstelling enkenmerken vanhetafvalwater, zie4.2;
de externe leidingomgeving, zoalsbodem, grondwater enbelastingen, zie4.3;
de van buitenaf optredende belastingen, zie4.3.3;
de geplande levensduur;
de ontwerplevensduur;
de wijze vanuitvoering;
? dewijze vanbeheer.
Toelichting
De procesafhankelijke gegevensmoetenbijde ontwerper bekendzijn,zodat hetleidingmater~
aal hierop kanworden beoordeeld.
Bij het opstellen vandeontwerpgegevens isniet alleen dehuidige situatie belangrijk maarook
die situaties diedoor proceswijziging ontstaanentoekomstige ontwikkelingen ophet boven de
leidingen liggendebedrijfsterrein.
4.1
4.1.1
4.1.2
Vloeistofdichtheid
Door debedrijfsriolering ofcomponenten daarvanmag,bepaald volgens6,een lekverlies op-
treden datovereenkomt metdeovereengekomen vloeistofdichtheidsklasse.
Vloeistofdichtheidsklasse A
Van vloeistofdichtheidsklasse Ais sprake indienhetafvalwater opbasis vandesamenstel-
ling gelijk kanworden gesteld aanbedrijfsafvalwater enhet lekverlies tenhoogste 0,1ml/m
2
per uurbedraagt. Indat geval iser sprake vaneen verwaarloosbaar risicoinhet kader van
de Nationale RichtlijnBescherming bedrijfsmatige activiteiten(NRB).
Vloeistofdichtheidsklasse B
Van vloeistofdichtheidsklasse Bis sprake indienhetafvalwater opbasis vandesamenstel-
ling gelijk kanworden gesteld aanbedrijfsafvalwater enhet lekverlies tenhoogste 1,0ml/m
2
per uurbedraagt. Indat geval iser sprake vaneen aanvaardbaar risicoinhet kader vande
Nationale RichtlijnBescherming bedrijfsmatige activiteiten(NRB)enmoet eenadequaat lek-
detectie en/ofmonitoringsysteem wordentoegepast.
Toelichting
In deze situatie issprake vaneen zeker risicoopverplichte bodemsanering inhet kader vande
zorgplicht.
4
4.1.3
Vloeistofdichtheidsklasse C
Van vloeistofdichtheidsklasse Cis sprake indienhetafvalwater opbasis vandesamenstel-
ling gelijk kanworden gesteld aanhuishoudelijk afvalwaterenhet lekverlies tenhoogste 80
ml/m
2
peruur bedraagt.
4.2 Samenstelling bedrijfsafvalwater
Van hetbedrijfsafvalwater moetenv66rhetontwerpen vanhetleidingsysteem tenminste de
volgende eigenschappen enaspecten bekendzijn:
de stoffen ofcombinatie vanstoffen dievan invloed kunnen zijnopde duurzaamheid
van hetrioolstelsel;
? detemperatuur vanhetafvalwater endevariatie daarininde tijd;
? deconcentratie vanaanwezige stoffenendevariatie daarin;
? devullingsgraad vanhetriool endevariatie daarin;
? deaanwezigheid vanbestanddelen dieaanleiding geventoterosie vandeleiding oflei-
dingonderdelen (zand-enslibtransport).
Rekening moetworden gehouden mettoekomstige ontwikkelingen tenaanzien vandehoe-
veelheid ensamenstelling vanhetafvalwater datderiolering moetverwerken.
Aan dehand vaneen analyse vandesamenstelling eneigenschappen vanhetafvalwater
moet worden vastgesteld ofsprake isvan afvalwater datgelijk kanworden gesteld aanhuis-
houdelijk afvalwater ofvan bedrijfsafvalwater.
4.3
4.3.1
4.3.2
4.3.3 Toelichting
De beoordeling vandeschadelijkheid voor(onderdelen van)debedrijfsriolering vanstoffen in
het afvalwater bijeen bepaalde temperatuur, vereistinzichtinde mechanismen dietotaantas-
ting leiden vanverschillende buismaterialen enverbindingsmiddelen. Hetiswenselijk inteam-
verband nategaan welke aantastingsmechanismen eenrolkunnen spelen. Indit team kunnen
bijvoorbeeld zijnvertegenwoordigd deontwerper, degebruiker, eenchemicus eneen materiaal-
kundige.
Bedacht moetworden datdeaantasting nietalleen eengevolg kanzijnvan een bepaalde stof
die wordt geloosd maarookvan reactieproducten, invloeibare- ofgasvorm, tussenstoffen in
het afvalwater.
Per type buismateriaal ofverbinding, kunnenanderebestanddelen inhet afvalwater schadelijk
zijn (zie bijlage Aen B).
Externe leidingomgeving
Bij het ontwerp moetrekening wordengehouden metfactoren inde omgeving vandeleiding
die van invloed kunnen zijnopdevloeistofdichtheid vandeleiding. Factoren dieten minste
moeten wordenbeschouwd, zijn:
? degrondeigenschappen onderenrondom deleiding, zie4.3.1;
? deoptredende grondwaterstanden ensamenstelling vanhetgrondwater, zie4.3.2;
? deoptredende bovenbelastingen ophet maaiveld enverkeersbelastingen, zie4.3.3.
Kenmerken grondpakket
De volgende kenmerken vanhetgrondpakket moetentenminste zijnvastgesteld:
de opbouw endesamenstelling;
het draagvermogen;
het vervormingsgedrag (zettingsgevoeligheid).
Grondwatergegevens De volgende gegevens vanhetgrondwater moetentenminste zijnvastgesteld:
de grondwaterstanden envariaties daarin(gemiddeld hoogste,gemiddeld laagsteende
extreme waarden);
de grondwaterstromingen;
de mogelijke agressiviteit vanhetgrondwater.
Voor debeoordeling vandeexterne buisomgeving inrelatie totdeduurzaamheid vandebe-
drijfsriolering geldthetzelfde zoalsgesteld inde toelichting van4.2.
Toelichting
Grondwaterstroming envariatie inde grondwaterstand kunnendeaantasting vaneen leiding
nadelig beinvloeden. Bijde beoordeling vandeagressiviteit verdienenzwavelverbindingen, hu-
muszuren enkooldioxide inkalkarm (stromend) grondwater aandacht.Bijmetalen leidingen
moet bijvoorbeeld ookrekening wordengehouden metdeelektrische geleidbaarheid vande
grond enzwerfstromen veroorzaaktdoorbijvoorbeeld kabels,railsentransformatorstations.
Bovenbelasti ngjverkeersbel asting
Bij het leidingontwerp moetrekening wordengehouden metaanwezige, tijdelijkeeninde
toekomst teverwachten statische-endynamische belastingen.
5
Ontwerp
5.1 Vloeistofdichtheid
5.1.1
5.1.2
Buismaterialen
en-verbindingen
De vloeistofdichtheid vanbuismaterialen enbuisverbindingen moetzodanig zijndatwordt
voldaan aandeovereengekomen vloeistofdichtheidsklasse.
Toelichting
Voor aanwijzingen omtrentdeaanleg ende detaillering wordtverwezen naardeNederlandse
Praktijk Richtlijn (NPR)3218ennaar deLeidraad Riolering.
Voorzieningen inde bedrijfsriolering
De voorzieningen dieinde bedrijfsriolering zijnaangebracht inverband met5.5, moeten zo-
danig vloeistofdicht zijndatwordt voldaan aandeovereengekomen vloeistofdichtheids-
klasse.
5
5.1.3Aansluitingen tussenkolkenenleidingen
De aansluitingen tussenkolkenenleidingen moetenzodanig vloeistofdicht zijndatwordt vol-
daan aandeovereengekomen vloeistofdichtheidsklasse.
De kolken enhun afdekkingen moetenbestand zijntegen deuitgeoefende statischeendy-
namische belastingen entegen hetteontvangen medium.Afdekkingen moetenvoldoen aan
NEN-EN 124.
Toelichting
Bij kolken kandelangere verblijftijd vanhetmedium (zandvang) toteen grotere aantasting
leiden.
5.1.4 Aansluitingen metlijnafwatering
Daar waar lijnafwateringselementen zijnopgenomen
in
vlakken waaropbedrijfsafvalwater
wordt geloosd, moetdeonderlinge verbindingvandeelementen ende aansluiting metdebe-
drijfsvloer zodanigzijndatwordt voldaan aandegestelde eisten aanzien vandevloeistof-
dichtheid.
Toelichting
Bruikbare documenten voorhetvastleggen vaneisen zijndeBeoordelingsrichtlijnen 5211en
2362.
6
5.1.5
5.1.6
5.1.7
5.1.8
5.2
Afscheiders
enhun aansluitingen
Afscheiders moetenvoldoen aanNEN 7087 enNEN 7089.
De aansluitingen tussenafsluiters enleidingen moetenzodanig vloeistofdicht zijndatwordt
voldaan aandeovereengekomen vloeistofdichtheidsklasse.
Aansluiting metzuiveringsinstaliaties
De aansluitingen tusseneenafvalwaterzuiveringsinstaliatie endeaansluitende leidingen
moeten zodanig vloeistofdicht zijndatwordt voldaan aandeovereengekomen vloeistofdicht-
heidsklasse.
Aansluiting tussenbedrijfsvloer enleiding
Het opde bedrijfsvloer geloosdeen/ofgemorste afvalwater moetworden ingezameld, bij-
voorbeeld dooreenlijnafwatering ofkolken. Deinzamelpunten moetenbestand zijntegen het
afvalwater enzodanig metdetransportleidingen wordenverbonden, datwordt voldaan aan
de gestelde eisten aanzien vandevloeistofdichtheid.
De afdekkingen moetenbestand zijntegen destatische endynamische belastingopvloer en
afdekking uitgeoefend.
Toelichting
Een bruikbaar document voorhetvastleggen vaneisen isde Beoordelingsrichtlijn 2362.
Reserve aansluitingen
Aansluitingen dieniet direct worden gebruikt, moetenvoorzolang ditnoodzakelijk is,worden
afgesloten opeen wijze die
in
overeenstemming ismet deverbinding vandeaanwezige of
later aantebrengen leidingen/voorzieningen. Depunten dieneninhet werk duidelijk te
worden aangegeven meteensignalering conformNEN1184 enbereikbaar tezijn.
De vloeistofdichtheid vandeafsluiting moetzodanig zijndatwordt voldaan aandeovereen-
gekomen vloeistofdichtheidsklasse.
Bestandheid tegenaantasting
Het leidingstelsel moeteenzodanige bestandheid tegenaantasting bezittendatgedurende
de geplande levensduur steedswordtvoldaan aandegestelde eisenmetbetrekking tot
sterkte, stijfheid, stabiliteit envloeistofdichtheid.
Toelichting
Informatie overdebestandheid tegenaantasting isopgenomen inbijlage Aen B.
5.3Hechtingbekledingen
Daar waar bekledingen zijntoegepast moetdezebekleding aaneengesloten zijn,ookter
plaatse vanverbindingen enaansluitingen.
Hechtende bekledingen moetengedurende degeplande levensduur blijvendhechtend zijnen
mogen geenaantasting ondergaanwaardoorfunctieverlies optreedt.
5.4 Draagvermogen buisenverbinding
Het draagvermogen vanbuis enverbinding moetworden getoetst aandecriteria sterkte, sta-
biliteit envervorming, overeenkomstig bijlageC.
De toelaatbare hoekverdraaiing voordeverbindingen moetvoldoen aandeproductnorm voor
het betreffende materiaal.
5.5 Onderhoud eninspectie
Bij het ontwerp moetrekening wordengehouden metdemogelijkheid totonderhoud enin-
spectie (conditiebewaking) vanhetriool alsmede eendoelmatig beheer.
Toelichting
Voor deinspectie entoestandsbeoordeling wordtverwezen naardeNPR 3398 enNEN 3399.
5.6 Noodvoornenmgen
In het rioleringsysteem moeteennoodvoorziening inde vorm vanbijvoorbeeld eenbuffer-
bassin ofeen by-pass wordenaangebracht voorhetgeval dathetsysteem wordtoverbelast.
5.7 Ontwerpgegevens
Van deontworpen bedrijfsriolering moetentenminste devolgende gegevens ofuitgangs-
punten vanhetontwerp zijnvastgelegd, medetenbehoeve vandeuitvoeringscontrole:
de gegevens omtrenthetafvalwater, zoalsverwoord in4.2;
de beschouwde stoffen(bestanddelen) inhet afvalwater ofde externe leidingomgeving
die van invloed zijnopde duurzaamheid vanderiolering;
de beschouwde vormenvanaantasting ende aangenomen gevolgendaarvanopdetoe-
gepaste materialen;
de geplande levensduur endeontwerplevensduur;
de kenmerken vandeondergrond endewijze vanconstructieberekening vanhetriool;
de wijze enomstandigheden vanaanleg;
hoe enop welke wijzehetbeheer moetplaatsvinden (beheerplan), zieook NPR 3220.
Toelichting
In het beheerplan kanbijvoorbeeld wordenvastgelegd:
? met welke regelmaat deriolering opdichtheid enaantasting moetworden geconcontroleerd
teneinde devloeistofdichtheid tewaarborgen enhoe ditmoet plaatsvinden;
? de frequentie waarmeedeleidingen enandere vanbelang zijndecomponenten moetenwor-
den gecontroleerd opeen ordelijke toestand enhet goed functioneren;
? hoe eventuele gebrekenmoetenwordenverholpen enhoe bijincidenten ofcalamiteiten moet
worden gehandeld;
? hoe eeneventueel aangenomen zettingoflater vastgestelde zettingmoetworden bewaakt
door landmeetkundige metingeninhet leidingtrace, zonodig aangevuld metzettingsmetingen
van deleiding;
? waar bijde uitvoering vanwerkzaamheden opmoet worden gelet,zoals(aanwezige bestand-
delen, agressiviteit vanhetwater).
7
8
6
Keuringencontrole
6.1 Vloeistofdichtheid
Van hettebeoordelen onderdeelvandebedrijfsriolering moeteenproefopstelling wordenge-
maakt. Dezeproefopstelling moetbestaan uitten minste tweeleidingbuizen ofgedeelten
daarvan metdaartussen deverbinding, ofeen leidingbuis metdaarop aangesloten debe-
treffende voorziening inclusiefdedaarbij behorende afdichting.Dewijze vanmontage ofon-
derlinge verbinding moetovereenkomen metderichtlijnen voormontage
in
het werk, zoals
opgegeven doordeproducent.
Aile open uiteinden inde opstelling moetenwaterdicht wordenafgesloten. Inde opstelling
moet eenvoorziening wordenaangebracht waarmeewater(onder druk)kanworden aange-
bracht eneen voorziening waarmeeontluchting mogelijkis.Tevens moeteenvoorziening
worden aangebracht waarmeehetlekverlies kanworden gemeten metdeopgegeven nauw-
keurigheid.
De tekeuren onderdelen alsmedehettegebruiken watervoordeproef moeten tijdensde
proefuitvoering eennagenoeg constante temperatuur hebben.
Toelichting
Het beoordelen vandevloeistofdichtheid viaeen proefopstelling onder"Iaboratoriumomstan-
digheden" heeftprimair alsdoer informatie tekrijgen ofhet betreffende onderdeeluithet lei-
dingsysteem potentieelinstaat iste voldoen aandegestelde eisentenaanzien vandevloe~
stofdichtheid.
6.1.1
Vrijverval systeem
De beproeving vanhettebeoordelen onderdeelmoetplaatsvinden doormiddel vaninwen-
dige waterdruk. Deproefopstelling moetworden gevuldmetwater, zodanig datterplaatse
van dekruin vanhethoogst gelegen puntvandeopstelling eenoverdruk ontstaatvan
1,0
m
waterkolom. Luchtinsluitingen moetenhierbijworden voorkomen.
Deze overdruk moetgedurende tenhoogste 72uur worden gehandhaafd. Hiernamoetge-
durende 24uur hetlekverlies wordenbepaald waarbijdeoverdruk van
1,0
meter waterko-
10m moet worden gehandhaafd.
De nauwkeurigheid vanhetbepaalde lekverliesmoetzodanig zijndatdenauwkeurigheid van
het berekende lekverlies
in
mljm
2
peruurten minste bedraagt voor:
vloeistofdichtheidsklasse A
0,01
ml/m
2
uur;
vloeistofdichtheidsklasse B
0,1
mljm2 uur;
vloeistofdichtheidsklasse C
1
mljm
2
uur.
Keuringscriterium
Het opgetreden lekverliesmoetworden omgerekend
in
een lekverlies pervierkante meterop-
pervlak vanhetriool enper uur. Hetlekverlies, inmljm
2
peruur, moet voldoen aandeover-
eengekomen vloeistofdichtheidsklasse.
6.1.2
Rioolpersleidingsysteem
De beproeving vanhettebeoordelen onderdeelmoetplaatsvinden doormiddel vaninwen-
dige waterdruk. Deproefopstelling moetworden gevuldmetwater, zodanig datterplaatse
van dekruin vanhethoogst gelegen puntvandeopstelling eenoverdruk ontstaatvan
1,0
m
waterkolom. Luchtinsluitingen moetenhierbijworden voorkomen.
Deze overdruk moetgedurende tenhoogste 72uur worden gehandhaafd. Hiernamoetde
druk gedurende tenhoogste 3uur worden ingesteld opdeteverwachten bedrijfsdruk enver-
volgens 2uur worden ingesteld op
1,5
maal deteverwachten bedrijfsdruk. Hiernamoetge-
durende 2uur het lekverlies wordenbepaald waarbijeendruk wordt aangehouden van
1,5
maal deteverwachten bedrijfsdruk.
De nauwkeurigheid vanhetbepaalde lekverliesmoetzodanig zijndatdenauwkeurigheid van
het berekende lekverlies
in
ml/m
2
peruurten minste bedraagt voor:
vloeistofdichtheidsklasse A
0,01
ml/m
2
uur;
vloeistofdichtheidsklasse B
0,1
ml/m2 uur;
vloeistofdichtheidsklasse C
1
ml/m
2
uur.
Keuringscriterium
Het opgetreden lekverliesmoetworden omgerekend ineen lekverlies pervierkante meter
oppervlak vanhetriool enper uur. Hetlekverlies, inml/m
2
peruur, moet voldoen aande
overeengekomen vloeistofdichtheidsklasse.
Toelichting
Ais gevolg vandruk kunnen plastische materialen vervormen hetgeenleidttoteen schijnbaar
waterverlies (elastischeuitzettingenkruip). Daarom wordtvoorafgaand aandebeproeving eerst
de druk verhoogd.
litels vanvermelde normenenoverige publicaties
NEN 1184 1986
NEN 3300 1996
NEN 3399 1994
NEN 3650 1992
NEN 3651 1994
NEN 7087 1990
NEN 7089 1990
NEN-EN 124 1994
NPR 3218 1984
NPR 3220 1994
NPR 3398 1992
NPR 3659 1996
ISO TR7073 1988
ISO TR7473 1981
ISO TR7474 1981
ISO TR7620 1986
BRL 2362 1996
BRL 5211 1996
ATV-A-127
CUR-rapport 122 Aanwijsplaten
voorbrandkranen, brandputtenentoestellen inwater-,
gas- enstadsverwarmingsleidingnetten envoor riolering
Buitenriolering, termenendefinities
Buitenriolering. Classificatiesysteem bijvisuele inspectie vanriolen
Eisen voorstalen transportleidingssystemen
Aanvullende eisenvoorstalen leidingen inkruisingen metbelangrijke
waterstaatswerken
Vetafscheiders enslibvangputten. Type-indeling,eisenenbeproevings-
methoden
Olie-afscheiders enslibvangputten. Type-indeling,eisenenbeproe-
vingsmethoden Roosters endeksels voorputten enkolken voorverkeersgebieden.
Ontwerpeisen, typebeproevingen, merkenenkwaliteitsbeheersing
Buitenriolering ondervrijverval. Aanleg enonderhoud
Buitenriolering. Beheer
Buitenriolering. Inspectieentoestandsbeoordeling vanriolen
Ondergrondse pijpleidingen.Grondslagenvoordesterkte berekening
Recommended technicsforthe installation ofpvc buried drainsandse-
wers Unplasticized polyvinylchloridepipesandfittings. Chemical resistance
with respect tofluids
High density polyethylene pipesandfittings. Chemical restistance with
respect totfluids
Rubber materials. Chemicalresistance
Aanleg vloeistofdichte verhardingsconstructies inter plaatse gestortbe-
ton, dievloeistofdicht zijnvoor motorbrandstoffen ensmeermiddelen
Elementen voorlijnafwatering
Richtlinie fUrdie statische Berechnung vonEntwasserungskanalen und
-Ieitungen Buizen inde grond. Berekening vanongewapende engewapende be-
tonnen buizen
9
Metnadruk wordterapgewezen datdeze CUR/PBV-Aanbeveling destand vantechniek enkennis weergeeft op
het moment vanuitgifte. DeCUR houdt zichdanookaanbevolen teworden ge'informeerd overervaringen diemet
het gebruik vandeze Aanbeveling wordenopgedaan.
CUR/PBV-Aanbevelingen wordendriejaar napublicatie geevalueerd en.indien daaraanleiding toebestaat, geac-
tualiseerd. Hiervanwordtmelding gemaakt inde vakpers.
Auteursrechten
Aile rechten voorbehouden. Nietsuitdeze uitgave magworden verveelvoudigd, opgeslagenineen geautomati-
seerd gegevensbestand ofopenbaar gemaakt, inenige vormofop enige wijze, hetzijelektronisch, mechanisch,
door fotokopieen, opnamenofop enig andere manier, zandervoorafgaande schriftelijketoestemming vanCUR.
Het istoegestaan overeenkomstig artikel15aAuteurswet 1912gegevens uitdeze uitgave teciteren inartikelen,
scripties enboeken, mitsdebran opduidelijke wijzewordt vermeld, alsmededeaanduidingen vandemaker, in-
dien deze inde bran voorkomt. "CUR/PBV-Aanbeveling 51Milieutechnische ontwerpcriteriavoorbedrijfsriolerin-
gen", augustus 1997,Stichting CUR,Gouda"
Aansprakelijkheid De CUR endegenen dieaan deze publicatie hebbenmeegewerkt, hebbeneenzogroat mogelijke zorgvuldigheid
betracht bijhet samenstellen vandeze uitgave. Nochtans moetdemogelijkheid nietworden uitgesloten dater
tach fouten enonvolledigheden indeze uitgave voorkomen. ledergebruik vandeze uitgave engegevens daaruit
is geheel vooreigen risicovandegebruiker endeCUR sluit, mede tenbehoeve vanaldegenen dieaan deze uit-
gave hebben meegewerkt, iedereaansprakelijkheid uitvoor schade diemocht voortvloeien uithet gebruik van
deze uitgave endedaarin opgenomen gegevens,tenzijdeschade mochtvoortvloeien uitopzet ofgrave schuld
zijdens CURen/of degenen dieaan deze uitgave hebben meegewerkt.
Gouda, augustus 1997
Het bestuur vandeCUR
Stichting CUR,Buchnerweg 1,Postbus 420.2800 AKGOUDA, tel0182-540600
10
BijlageA(informatief)
Chemische bestandheid verschillende materialen
Tabel1: Selectietabel chemischebestandheid
...;
c
...;
Ul
...;
:;;:
Ul
~
co
Ul
:;;:
C
:;;:
0
:::J
~
C
U
0
0
N
Q)Q)
0
c
Q)
:::J
'QlJ
E
0
-"
0
Q)
.£:
N
C
-"
Q)
-"
:tj
0
Q)
Ul
Q)
Q)
.£:
C
Q)
Ul
.£:
Ul
U 0
C
>
C
0
0
C
.£:
Ul
Q) Q)
Ul
n.
~
0
:;:0
c
'QlJ
c
co
c
Ul
co
0
Q)
Ul
0
Ul
Q)
T=200 C
~
c
Q)
0
Q)
:;:0
E.£:
C
Qj
co
Qj
c
co
+-"
U
co
00
0
'QlJ
Ul
:::J
4-
2
S!
Q)
+-"
.£:
.£:
'Q)
p=O,l MPa
c
0
co
0
'x
Ul
Q)
Q)
co
.D
N
0
co
coco
-"
Q)
'QlJ
0
Beton l'0
93-9'
109
99
93-9'"
89
3-9
GRES 10
1010 1010 1010 1010101010
PVC 10910 10
890 9
5
00 09
c
Q)
PE 99
10 10
88
5
9
8
5
4
5
5
co
'C
2
PP
9910 10
87
5
9 9
5
3
55
co
E GVK 98-9
8-9 10
5
8-10
898-9
7-96-9
83-8
10
Q)
>
Q)
KS 00
5
2
0
5
7
6
55
5 5
:;:0
0
:::J
.;:;
NG 00
4
20
5
7
6
8
55 5
Ul
c
0
GG 78
u
RVS 89 810
NR
6
5
9 9
0 3
0 7
8 2
0 0
3
IR 8810 30089
6
0 00
SBR 7
5
99
0 0
0 7
70
00
3
c
NBR
5
6
8 90 7
0 7
4
0
4
0
Q)
Qj
E CR
6
5
10 10
0
5
0 7
6
3
0 0
8
0
+-"
Ul
EPDM 87
8 30
0 7
9 7
0
5
0
co
W
FPM 89710 10 101010
0 10CONSTRUCTIEVE
MATERIALEN
1. Beton Beton
2. GRES
Gres
3. PVC
Polyvinylchloride (ongeplasticeerd)
4.
PE
Polyetheen
5.
PP
Polypropeen
6. GVK Glasvezelversterkte kunststoffen
7. KS
Ongelegeerd (koolstof)staal
8. NG
Nodulairgietijzer
9. GG
Grijsgietijzer
10. RVS Roestvaststaal
ELASTOMEREN (NEN7103)
1. NR Natuurrubber
2. IR Isopreenrubber
3. SBR
Styreenbutad ieenrubber
4.
NBR Nitrilrubber
5.
CR Chloropreenrubber
6.
EPDM
Etheenpropeenrubber
7. FPM Fluorpolymeer
Toelichting bijtabel 1:
Beton isveelal nietbestand tegeneenlage pH.Bijeen lage pHheeft eenCEM III-cement
(hoogovencement) devoorkeur.
Zouten meteenzwakke baseeneen sterk zuurzijninstaat metcementsteen tereageren. Dit
geldt metname voor:ammoniumsulfaat, ammoniumnitraatenmagnesiumsulfaat. Indeze ge-
vallen isbeton slecht bestand. Inaile andere gevallen isbeton uitstekend bestand.
Esters zijnorganische zoutendiezowel zuuralsbasisch zijn.
Met uitzondering vanfluorwaterstof.
Bij een combinatie vanchemische stoffenkaneen negatieve uitwerking opde beoordeling op-
treden. Deconcentratie vandechemische stofinhet medium ismaatgevend voordebeoor-
deling. Daarbij kaninsommige gevalleneenlagere concentratie vaneen chemische stof
agressiever zijndan eenverzadigde oplossing(ziebijlage B).Per geval moetoverleg plaats-
vinden tussen gebruiker vandeleiding ende betreffende elastomeerleverancier. Ingeval van
twijfel moeteentest worden uitgevoerd.
De getallen intabell gevendemate vanbestandheid weer,waarbij geldt:
score 10 bestand
score 5beperkt bestand
score 0nietbestand
De chemische bestandheid iseen globale indicatie perhoofdgroep. Hetismogelijk dateen stof
welke behoort toteen hoofdgroep geennegatieve invloedheeftophet materiaal, terwijleenandere
stof behorende totdezelfde hoofdgroep hetmateriaal aantast.
11
12
Bijlage
B
(informatief)
Chemische bestandheid vankunststofrioleringen
Hoewel deweerstand tegenaantastingen vankunststoffen (PVCenPEl door chemische bestand-
delen isvastgelegd indiverse internationale normenkunnendedaarin opgenomen tabellenniet
zonder meerworden gebruikt, omdathetproceswater vaakdiverse stoffenbevat.Eenbeproeving
met hettetransporteren proceswaterzaldan ookveelal noodzakelijk zijn,
De chemische resistentievanpolyvinylchloride isbeschreven inISO TR7473, terwijl voorpoly-
etheen ISOTR7474 geldt. Rubbers zijnbeschreven inISO TR7620.
Deze ISOnormen gevendebestandheid tegenorganische oplosmiddelen enwaterige oplossingen
van diverse zoutenendergelijke. Meestalwordtindeze normen debestandheid tegenhetoplos-
middel
in
zuivere vormofverzadigde waterigeoplossingen gegeven.Kunststoffen zijnsoms nietbe-
stand tegen depure organische vloeistoffen, maarweltegen verdunde oplossingen inwater.
Voor hetvaststellen vandebestandheid vankunststoffen enrubbers onderpraktijkomstandigheden
moet devolgende procedure wordengevolgd. Bepaalwelkechemicalien inhet rioolwater kunnen
voorkomen enwat daarbij demaximale concentratie zalzijn. Stelaandehand vanbijvoorbeeld ta-
bellen uitnormen vastofhet materiaal bestandistegen dezechemicalien.
Voor chemicalien waartegenkunststofofrubber bestand isgeldt geen beperking inde toepassing.
Indien dekunststof ofrubber alsniet bestand wordtgeklasseerd geldtdevolgende procedure.
Bepaal deverzadigingsconcentratie inwater vandeonderhavige chemicalienaandehand vantabel
2 en bereken derelatieve concentratie inprocenten. Derelatieve concentratie isde inhet rioolwa-
ter teverwachten concentratie gedeelddoordeverzadigingsconcentratie.
Zolang derelatieve concentratie benedende10
%
blijft, kandekunststof wordentoegepast ineen
vrij verval riolering lOnderrisico's opaantasting. Vooreendrukriolering geldteenmaximum van
5
%.
Indien hetrioolwater meerdaneen oplosmiddel bevatmoetdesom vanderelatieve concen-
traties vandeoplosmiddelen waartegendekunststof nietbestand isbeneden 10
%
blijven bijvrij
verval riolering en5
%
bij een drukriolering.
Blijkt uitdeze berekening dathetbuismateriaal onvoldoendebestandis,dan moet eenander ma-
teriaal worden voorgeschreven ofmoeten deconcentraties aanorganische vloeistoffen waartegen
de kunststof nietbestand isworden verlaagd.
Deze procedure istoepasbaar voorrioolwater meteenbedrijfstemperatuur vantenhoogste 40gra-
den Celsius. Voorhogere temperaturen moetadvies worden ingewonnen bijde fabrikant.
In tabel 3is de chemische resistentievanpolyetheen enpolyvinylchloride weergegeven,gebaseerd
op bovenstaande procedure.
Voorbeeldberekening
Rioolwater bevat100mghexaan, 25mg tolueen en5mg xyleen. Polyvinylchloride wordtnietaan-
getast doorhexaan duszijnervoor hexaan geenbeperkingen. Polyvinylchloride isniet bestand te-
gen pure tolueen enxyleen, dusvoor deze oplosmiddelen geldtdeconcentratiebeperking van10
%
bij een vrijverval rioolen5
%
bij een persleiding.
De verzadigingsconcentraties vantolueen enxyleen
in
water zijn515 en200 mgper liter.
Rioolwater met25mg tolueen en5mg xyleen heeftduseen relatieve concentratie van5
%
tolueen
en 2,5
%
xyleen. Gezamenlijk zijnderelatieve concentraties dus7,5
%.
Indeze situatie kanpolyvi-
nylchloride welvoor eenvrijverval riolering wordentoegepast maarnietvoor eendrukriool.
Opgemerkt wordtdatindien combinaties vanmaterialen, ookinlage concentraties, leidentotver-
bindingen dieagressiever zijndan beide componenten, devoorbeeldberekening lOalshieraange-
geven nietmag worden toegepast.
Tabel2.Verzadigingsconcentraties vandiverse organische vloeistoffen inwater
Verbinding Verzadigingsconcentratie
in water inmg per liter
Aromaten
benzeen
tolueen styreen
xyleen
ethylbenzeen 1,3, 5-trimethyl benzeen
propylbenzeen
isopropylbenzeen
isobutylbenzeen
naftaleen
antraceen
fenantreen
p-isopropyltolueen
biphenyl
biphenylether
1,3,5-triethylbenzeen
Gechloreerde koolwaterstoffen
chloormethaan
dichloormethaan
trichloormethaan
tetrachloormethaan
1,1-dichlooretheen
1,2-dichlooretheen
trichlooretheen
tetrachlooretheen chloorethaan
1,2-dichloorethaan
1,1,1-trichloorethaan
1,1,2-trichloorethaan
1,1,2 ,2-tetrach loorethaan
n-chloorpropaan
2-chloorpropaan
1,2-dichloorpropaan
1,3-dichloorpropaan
n-chloorbutaan
Gechloreerde aromaten
chloorbenzeen
1,2-dichloorbenzeen
1,3-dichloorbenzeen
l,4-dichloorbenzeen
1,2, 3-trich Ioorbenzeen
1,2,4-trichloorbenzeen
1,3, 5-trich loorbenzeen
Ethers
di-ethylether
di-isopropylether
di-ch loorisopropylether
di-butylether
Ketonen
aceton
methylethylketon
2-pentanon
ethylisobutylketon
2-heptanon
Alcoholen
methanol
ethanol
l-butanol
isobutanol
l-pentanol
3-methyl-l-butanol l-hexanol
cyclohexanol 2-ethyl-l-hexanol
Nitrobenzenen
nitrobenzeen
o-d in itrobenzeen
m-dinitrobenzeen
o-nitrotolueen m-nitrotolueen
p-nitrotolueen
Anilines
aniline
o-nitro-aniline
m-nitro-aniline
p-nitro-aniline
Chloorfenolen
fenol
p-chloorfenol
2,4-dichloorfenol
2,4, 6-trich Ioorfenol
2,4, 5-trich Ioorfenol
pentachloorfenol 1.780
515
300 175
150
20
60
50
15
30
1,3
1,6
35
8
20
7
4,000
20.000 8.000 800
400
800
1.100 150
5.700
8.700
4.400
4.500 2.900
2.300
3.400
2.700
2.900 660
500
100
120
50
10
20
6
69.000 9.000
1.700
300
onbeperkt mengbaar
267.000
60.00017.000
4.300
onbeperkt mengbaar
beperkt mengbaar
77.000
95.000 26.000
27.500
5.900
36.000
1.000
1.900 100
450 650
500
450
34.000 1.200 900
800
82.000 27.000
4.500 800
1.200
14
13
label3.
Chemische resistentievanpolyvinylchloride enpolyetheen tenopzichte vanorganische
oplosmiddelen bijgebruik vandeze kunststoffen invrijverval rioleringen
Maximale toelaatbare concentratie inwater inmg per
liter bijeen organische verontreiniging
14 Aromaten
benzeen
tolueen xylenen1,3 ,5-tri methyl benzeen
ethylbenzeen
PCA's
naphtaleen
antraceen
fenantreen
C hloorkoolwaterstoffen
dichloormethaan
trichloormethaan
tetrachloormethaan
trichloorethaan
trichlooretheen 1,2-dichloorethaan
Ketonen, ethersenalkoholen
aceton
methylethylketon
di-ethylether
di-butylether
ethanol
cyclohexanol
Alkanen
hexaan
octaan
nonaan
Fenolen
fenol p-chloorfenol
pentachloorfenol
Zouten, zurenenbasen
aile zouten opgelost inwater
zuren pHhager dan1
basen pHlager dan12
basen pHtussen 12en14 polyvinylchloride
polyetheen
180 180
50 50
20 20
2 2
15 15
3 3
0,1 0,1
0,2 0,2
2.000 2.000
800 800
80 80
450 450
110 110
870 870
100.000 onbeperkt
27.000 onbeperkt
7.000 7.000
30 30
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt onbeperkt
2.700 2.700
30 30
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt onbeperkt
onbeperkt nietgeschikt
BijlageC
Berekening buizeninring- enlengterichting
Inhoud
1
2
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.6.1
2.6.2
2.6.3
2.7
2.8
2.9
2.10
2.11
2.12
2.12.1
2.12.2
2.12.3
2.13
2.14
3
3.1
3.2
3.2.1
3.2.2
Inleiding
Berekening buizeninringrichting gefundeerd opstaal
Aanlegwijzen Beddingcondities
Grondsoorten
Grondgegevens Uitvoeringsmethoden
Verticale grondbelasting
Aanlegwijze type1
Aanlegwijze type2
Uitwerking coefficienten Cen en
Gronddrukverdeling Bepaling concentratiefactor A
R
Horizontale grondbelasting
Verkeersbelasting Horizontale verkeersbelasting
Momenten, normaalkrachten, spanningenenvervormingen
Coefficienten Beoordeling spanningen
Vervormingen Stabiliteitscontrole
Voorbeeldberekening
Berekening buizeninlengterichting (fundatieopstaal)
Monoliete leidingen
Gelede leidingen
Hoekverdraaiing inde verbindingen
Optredende krachteninbuis enverbinding 16
1616
17
17
17
18
18
18
18
19
19
20
22
22
23
24
24
26
27
28
29
31 31
32
32
32
15
bijlage
C
1 Inleiding
De belasting opbuizen inde grond wordtopverschillende manierenberekend.
Berekeningsmethoden diehierbij worden gebruikt zijnbijvoorbeeld detheorieen van
Spangler enLeonhardt.
De methode vanLeonhardt isgemodificeerd enals officiele richtlijnvande
Abwassertechnische Verein(ATV)gepubliceerd alsArbeitsblatt -A 127 metalstitel
"Richtlinie fUrdie statische Berechnung vonEntwasserungskanalen und-Ieitungen". In
ons land isdeze methode verderuitgewerkt, aangevuldenvastgelegd inCUR-rapport
122 "Buizen inde grond. Berekening vanongewapende engewapende betonnenbui-
zen".
Verder zijninNEN 3560, NEN3651 enNPR 3659 eisengeformuleerd voorstalen trans-
portleidingen. Hetdraagvermogen vandebuis endeverbinding moetdaarbij worden ge-
toetst aandrie ontwerpcriteria: sterkte,vervorming enstabiliteit.
In hoofdstuk 2van deze bijlage isde berekeningsmethode uitgewerktzoalsopgenomen
in publicatie A-127vandeATV enCUR-rapport 122voor deberekening vanbuizen inring-
richting. Inhoofdstuk 3is een benaderingswijze voordeberekening vanbuizen inleng-
terichting aangegeven. Dezebijlage bevattevens eentabel metmateriaalgegevens.
2 Berekening buizeninringrichting gefundeerdopstaal
2.1 Aanlegwijzen
Te onderscheiden zijn:
? type 1,buisaanleg insleuf ofinophoging, ziefiguur C1;
? type 2,buisaanleg insleuf metbovenbelasting, ziefiguur C2.
16
-
Sleuf
B
Verklaring lettersensymbolen infiguur
Cl:
H
isde gronddekking, inm;
B isde sleufbreedte terplaatse vanbovenkant buis,inm;
{3 isde sleufhellingshoek, ingraden;
a iseen factor voorderelatieve ontgraving (dimensieloos);
Dc
isde uitwendige buisdiameter, inm.
Figuur C1.
Buisaanleg insleuf ofinophoging
- Bovenbelasting
Verklaring lettersinfiguur C2:
H,
isde gronddekking insleuf, inm;
H
2
isde hoagte bavenbelasting, inm.
Figuur C2.
Buisaanleg insleuf metbovenbelasting
-
Ophoglng
bijlage
C
2.2 Beddingcondities
Een verklaring vandeinde berekening aantehouden grootheden isgegeven infiguur C3.
E
~
o
E3
a)
Verdichte aanvulling
b) V.~'.I~
JJJ.":/
b)
Verdichte
aanvulling,
vrij van harde delen
c)
Bewerking
sleufbodem
conform NPR3218
Verklaring lettersensymbolen infiguur C3:
E
1
isde rekenwaarde voordeelasticiteitsmodulus vandesleufaanvulling bovendebuis, in
N/mm
2;
E
2
isde rekenwaarde voordeelasticiteitsmodulus vandebeddingszone, in
N/mm
2;
E3
isde rekenwaarde voordeelasticiteitsmodulus vandeongeraerde grandnaastdesleuf, in
N/mm
2;
E4
isde rekenwaarde voordeelasticiteitsmodulus vandeongeroerde grandonderdebuis, in
N/mm
2;
o isde gemiddelde diametervandebuis, inm;
2a:
k
isde opleghoek, ingraden.
Figuur C3.
Beddingcondities
2.3 Grondsoorten
Bij de berekening wordtonderscheid gemaaktindrie groepen grondsoorten:
Groep 1:nietofweinig samenhangende grond,waartoe behoren:
zand engrind ofmengsels daarvan;
silthoudend zandengrind mettenhoogste 10
%
(mjm)
delen kleiner dan63mm.
Groep 2:samenhangende menggrond,waartoebehoren:
mengsels vanzand, kleiensilt met tenhoogste 50
%
(mjm)
delen
kleiner dan63mm;
stijve, licht-plastische kleienofsilten;
mengsels vanzand enhumus ofveen.
Groep 3:samenhangende grond,waartoe behoren:
klei;
silt ofklei met organische vermenging (venigekleiofsilt).
Voor bovengenoemde grondsoortenmogenbijde berekening derichtwaarden worden
aangehouden, zoalsvermeld in2.4. Deaan tehouden waardevoor
£2
(beddingszone)
mag nietgroter zijndan dewaarde van
£1'
2.4 Grondgegevens
Kenmerkende grondgegevens inrelatie totdegrondsoort zijnvermeld intabel C1.
Tabel
C1.Grondgegevens voordedrie groepen
£1
en
£2
in
Njmm
2
grondsoort proctordichtheidinprocenten
groep m.
y
K
2
'P
85
90 92 9597
100
1 200,3
30°1,2
3
4
811
20
2 200,2
25°0,8
2
3
5
3 20
0,1
20°0,6
1,5
2
Verklaring vanletters ensymbolen intabel C1:
y isde volumieke massavandegrand, inkN/m
3;
K
2
isde horizontale gronddrukcoefficient;
'P
isde inwendige wrijvingshoek, ingraden.
17
bijlage
C
Voor grondsoorten ofandere stoffen, dieniet inde bovengenoemde driegroepen zijnon-
der tebrengen, zoalsorganische grondsoorten waaronderveen,moeten derekenwaar-
den pergeval worden bepaald. Hierbijisin het bijzander hetkruipgedrag vanorganische
grond belangrijk.
label C2.
Verband tussengemiddelde E-waardeenconusweerstand
qc
1. Nietofweinig samenhangende grond:
qc
<
5N/mm2
E
=
2,5qc
5
<
qc
<
10 N/mm2
E
=
2,Oqc
qc
>
10 N/mm
2
E
=
1,5qc
2. Samenhangende menggrond:
qc
<
2N/mm
2
E
=
4,Oqc
qc
>
2N/mm
2
E
=
2,OQc
3.
Samenhangende
grond:
Qc
<
1N/mm
2
Qc
>
1N/mm
2
E=
4,OQc
*
E
=
2,OQc
*
Voor zeervenige kleiofveen gronden, waarinGbijna altijd kleiner isdan 1
N/mm
2,
geldt
de gegeven E-waarde niet.Afhankelijk vanhet~atergehalte kan
E
zelfs veelkleiner danG
c
worden. Hetisraadzaam voorveengronden eenexpert teraadplegen.
2.5 Uitvoeringsmethoden
Bij het vullen vandesleuf boven de"Ieidingzone" (0,30mboven kruinbuis)worden de
volgende viermethoden vanuitvoering onderscheiden:
1. laagsgewijze verdichtesleufvulling zandercontrole achteraf, proctordichtheid
:>
92
%;
2. toepassing vanverticale delen,lichtedamwandprofielen alssleufwand, ofonver-
dichte aanvulling, proctordichtheid
:>
90
%;
3. toepassing vanverticale damwandprofielen (stijveconstructie);
4. laagsgewijze aanvullingmetcontrole vandeverdichting, proctordichtheid
:>
95
%.
label C3.
Waarden voor
K
1
(o-H/o-V)
en8(wandwrijvingshoek) bijverschillende
u itvoeri ngsmethaden
uitvaeringsmethode
K
1
8
1
0,5
2/3'P
2
0,5
1/3'P
3
0,5
0
4
0,5
'P
2.6
Verticalegrondbelasting
2.6.1 Aanlegwijze type1
Hiervaor geldt:
Qvl
=
A
R
C
Y
H (1)
waarin:
Qvl
isde verticale grandbelasting apdebuis, inkN/m
2;
A
R
isde resulterende cancentratiefactar voorgrand;
C iseen reductiecaefficient inverband metsilowerking enalleen vantoepassing
als
E
1
(HIB)
tanG
(6)
Voor coefficient
Cn
geldt:
Cn
=
1voor 0::;
f3
<
'P
Cn
=
1-~ (1-Cn
go)
voor
'P
<
f3
<
90°
90
K
1
isgelijk aan0,5dus geldt:
(7)
(8)
(9)
(10)
Het toepassen vandereductiecoetficienten Cen
Cn
(silowerking) isbij relatief stijve
buizen enhoge
E4lEl-waarden
discutabel.Hetisonzeker ofde voor deze reductie beno-
digde schuifspanningen zichineen dergelijk gevalvoldoende kunnenontwikkelen.
2.7 Gronddrukverdeling
(verticaalterplaatse vanbovenkant buis)
Voor degronddrukverdeling terplaatse vandebuis geldt figuur C4.
starre buis flexibele
buis
Figuur C4.
Gronddrukverdeling
19
bijlage
C
2.8 Bepalingconcentratiefactor
A
R
Voor debepaling vandeconcentratiefactor A
R
geldt:
voor 1
:0;
~:o;
4
Du
(11)
A lim.
voor:
H:O;
10m,
A'im.
=
4,0 -0,15
H
H>
10m,
AAim
=
2,5
=
constant
(12)
A
=
1
.
V
+(
\mx -
l)·Ao· V
s
0
1-A
o
V
+
(A
-l)·V
s max
a
1-A
o
(13)
(14)
V
=
o
(15)
E
a
1
=
a.~ ,voor a
1:0;
0,25 geldt a
1
=
0,25
E
2
a iseen factor voorderelatieve ontgraving, normaliter1,0.
(16)
A
=
1+
max
Vs
=
3,5
2,2
E
1
-+
ai
E4(
ai-
0,25 )
E (
2s
)3
1; Du-
s
(17)
(18)
(19)
waarin:
Eb
isde elasticteitsmodulus vanhetbuismateriaal inringrichting, inN/mm
2;
r
isde gemiddelde straalbuis,inmm;
s isde wanddikte buis,inmm.
De waarde
SR
moet tenminste 3.10
3
N/mm
2
bedragen.
(20)
(21)
waarin:
C
V1
C
V2
is
een coefficient voor
!'J.d
v
tengevolge van
qy;
is een coefficient voor
!'J.d
v
tengevolge van
q~.
K'
=
(22)
20
waarin:
CHi
iseen coefficient voor
!'J.d
H
tengevolge van
qy:
C
H2
iseen coefficient voor
!'J.d
H
tengevolge van
q~.
bijlage
C
label C4.
Invloedsgetallen voordeberekening vandevervorming vandebuis
2a
k
CVi CV2
CHi CH2
0 -0,116
0,064
0,110 -0,0658
30 -0,113
0,064
0,109-0,0658
60 -0,105
0,0640,103 -0,0658
90 -0,096
0,064
0,096 -0,0658
120 0,089
0,064 0,089-0,0658
180 0,083
0,064 0,083-0,0658
ild
=(qv-
qH)'
2r·(3
.~i
+
q'H
.
2r·
(3
.C
V2
v
EI EI
ild
H
=
(qv
-qH) .
2r·
(3
.CHi
+
q'H'
2r·(3
.CH2
EI EI
Figuur C5.
Belasting opbuis
5
R ".
V
RB
=- =
systeemstlJfheld
5
BH
waarin: 1,44
E
2
M
+(
1,44 -
ilf)- -
E3
fl.
-1
o
met
ilf
=
U
Reacties