Bouwen met kennis
Vijzelen en schuiven -
Constructieve eisen en
bepalingsmethoden
C U R - A a n b e v e l i n g 6 8 : 2 0 1 2
Jacking and skidding -
Structural requirements and assessment methods
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
2
Voorwoord bij de tweede, herziene uitgave
In CUR-Aanbevelingen wordt veelvuldig verwezen naar normen en vaak worden voor specifieke onder-
werpen aanvullende eisen gesteld. Bij CUR-Aanbevelingen op betongebied waren dat vooral de normen
voor toeslagmaterialen (NEN 5905), betontechnologie (NEN 5950), de berekening van betonconstruc-
ties (NEN 6720) en de uitvoering van betonconstructies (NEN 6722).
Met de invoering van Europese normen in Nederland (NEN-EN) worden de oorspronkelijke Nederlandse
normen (NEN) ingetrokken. Dit houdt in dat CUR-Aanbevelingen aan de nieuwe normen moeten worden
aangepast.
Dat geldt ook voor CUR-Aanbeveling 68:2012. Deze herziene uitgave is aangepast aan de vigerende
normen.
CUR-voorschriftencommissie 91 "Revisie CUR-Aanbevelingen" heeft het proces begeleid om tot deze
herziene uitgave van CUR-Aanbeveling te komen. VC91 was als volgt samengesteld: prof.ir. C. van
Weeren (voorzitter, AVC "Beton"), dr.ir. H.A.W. Cornelissen (voorzitter NEN/CUR commissie 353 039/
VC12 "Beton"), ir. F.B.J. Gijsbers (voorzitter NEN/CUR-commissie 351 001 09/VC20 "TGB Betoncon-
structies", ing. M.J. van der Vliet (voorzitter a.i. NEN/CUR-commissie 351 085/VC 18 "Uitvoering van
betonconstructies"), dr.ir. G. van der Wegen (rapporteur), ir. S.N.M. Wijte (rapporteur) en drs. E. Vega
(coördinator).
NEN/CUR-commissies 351 085/VC 18 "Uitvoering van betonconstructies" en 351 001 09/VC20 "TGB
Betonconstructies" stemmen in met de inhoud van CUR-Aanbeveling 68:20\
12.
Met de publicatie van deze tweede, herziene versie, is de eerste versie (1998) vervallen.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
3
Voorwoord bij de eerste uitgave
Vanuit de vijzelbranche komen signalen waaruit blijkt dat men in de ontwerpfase, uitvoeringsfase en
controlefase bij het vijzelen van civiele constructies vaak op onduidelijkheden met betrekking tot te
hanteren ontwerp- en uitvoeringsmethoden stuit. De verschillende ontwerpers en uitvoerende vijzelbe-
drijven stuiten vaak op onbegrip bij opdrachtgevers, participanten van het vijzelproject en toezichthou-
dend of controlerend personeel.
Behalve de gespecialiseerde uitvoerende vijzelbedrijven ervaren ook andere participanten in het bouw-
proces deze knelpunten. Het betreft voornamelijk het niet beschikken over adequate informatie om op
een juiste manier te kunnen omgaan met en oordelen over vijzel- en schuiftechnieken.
De noodzaak tot het genereren en overdragen van kennis komt daarmee nadrukkelijk naar voren.
Verder is te beluisteren dat vijzel- en schuiftechnieken meer mogelijkheden bieden voor innovatie en
technologische vernieuwingen dan vaak wordt verondersteld. Dat rechtvaardigt eveneens een uitbrei-
ding en overdragen van kennis op dit gebied.
Deze signalen waren voor de CUR aanleiding tot het instellen van de pre-adviescommissie PA 35 "Vijzel-
technieken". Op basis daarvan heeft de CUR de onderzoekcommissie A 35 "Regelgeving Vijzeltechnie-
ken" ingesteld met de opdracht gefaseerd twee CUR-Aanbevelingen op te stellen: één met ontwerpre-
gels en één met uitvoeringsregels.
Deze CUR-Aanbeveling met technische regelgeving bevat met name ontwerpregels. Uitvoerings- en AR-
BO-zaken komen in CUR-Aanbeveling 81 'Vijzelen en schuiven ? Uitvoeren' aan de orde. Tevens is sum-
mier aandacht besteed aan contractuele aspecten. Onderkend wordt dat een goede informatieover-
dracht en communicatie tussen de betrokken partijen essentieel is voor het slagen van een "vijzelklus",
maar dat dit niet moet worden voorgeschreven door een CUR-Aanbeveling.
De samenstelling van CUR-onderzoekcommissie A 35 was bij het verschijnen van deze CUR-Aanbeveling
als volgt:
prof. ir. G.J. Maas (voorzitter)
ir. J. Jongbloed (secretaris/rapporteur)
ing. P.A. Breek
ing. J. de Boer
ir. W. Colenbrander
ir. H. van Diggelen
dhr. A.C.P. Frijters (corresponderend lid)
ing. G.M. Hertgers
ir. B. Kuiper
dhr. L.G. van Nunen
ir. J.P. Serlé
ir. M.L. Ywema (coördinator)
prof. ir. J.H. van Loenen (mentor)
Werkgroep 1 "Vijzelende bouwbedrijven" was als volgt samengesteld:
ing. J. de Boer
ing. G.M. Hertgers
ing. F.C.P.M. Jansen
ing. W.J.J. Smit
ing. C.C. Versteeg
Deze Aanbeveling is goedgekeurd door de Algemene Voorschriftencommissie 'Beton' en wordt onder-
steund door VC 18 'Uitvoering' en VC 20 'TGB-betonconstructies' en 20 subcommissie 4 'Betonnen
bruggen'.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
4
Inhoudsopgave
1 Onderwerp, toepassingsgebied en gebruik 6
1.1 Onderwerp 6
1.2 Toepassingsgebied 6
1.3 Gebruik 6
2 Termen en definities 6
3 Eenheden en symbolen 9
4 Veiligheidsklasse, belastingsfactoren en referentieperiode 9
4.1 Gevolgklasse 9
4.2 Belastingsfactoren 10
4.2.1 Partiële belastingsfactoren voor uiterste grenstoestanden 10
4.2.2 Partiële belastingsfactoren voor bruikbaarheidsgrenstoestand 10
4.2.3 Belastingsfactoren voor de berekening zonder externe stabiliteitsborging (kantelveiligheid) 10
4.3 Referentieperiode 10
4.4 Belastingcombinaties 10
5 Belastingen 10
5.1 Karakteristieke waarde van belastingen 10
5.2 Permanente belastingen 11
5.2.1 Eigen gewicht van de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies 11
5.2.2 Belastingen van het te vijzelen of te schuiven object 11
5.2.3 Belastingen door grond en grondwater 11
5.2.4 Belastingen door voorspanning 11
5.2.5 Belastingen ten gevolge van opgelegde vervorming 11
5.3 Veranderlijke belastingen 12
5.3.1 Werkbelasting 12
5.3.2 Belastingen door voertuigen 12
5.3.3 Windbelasting 12
5.3.4 Belastingen door regenwater en sneeuw 12
5.3.5 Belastingen door opgelegde vervormingen 12
5.4 Buitengewone belastingen 13
5.4.1 Stootbelasting 13
5.4.2 Aanrij- en aanvaarbelastingen 13
5.4.3 Overige buitengewone belastingen 13
5.5 Belastingen tijdens uitvoering van het schuifproces 13
5.5.1 Schuifbelasting 13
5.5.2 Excentriciteit 15
6 Schematisering 15
6.1 Hoofdconstructie 15
6.1.1 Constructies zonder externe stabiliteitsborging 15
6.1.2 Constructies met externe stabiliteitsborging 17
6.1.3 Aangrijpingspunt horizontale belastingen 17
6.1.4 Schematisering ondersteuningsconstructie 17
6.2 Onderdelen 17
6.2.1 Schematisering vijzelconstructie 17
6.2.2 Schematisering vijzel 17
6.2.3 Schematisering kantelzadel 18
6.2.4 Schematisering lastspreidingsvoorzieningen 18
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
5
7 Dimensionering en toetsing 19
7.1 Belastingscombinaties 19
7.2 Sterkte 19
7.3 Stabiliteit 20
7.3.1 Stabiliteit zonder externe stabiliteitsborging 20
7.3.2 Externe stabiliteitsborging 20
7.3.3 Knikstabiliteit 21
7.3.4 Afschuiving 21
8 Documentatie 21
Bijlage A Bepaling opneembare kantelbelasting op basis van resultante belasting door kernpunt 23
Bijlage B Bepaling opneembare kantelbelasting op basis van bezwijken uiterste kantelpunt 24
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
6
1 Onderwerp, toepassingsgebied en gebruik
1.1 Onderwerp
Deze CUR-Aanbeveling geeft definities, eisen en regels voor het ontwerpen en schematiseren en bepalingsme-
thoden voor het toetsen van vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies. Tevens wordt de invloed van het
vijzelen op het schematiseren van en de krachtsverdeling in de te vijzelen constructie gegeven.
1.2 Toepassingsgebied
Deze CUR-Aanbeveling is van toepassing op alle types objecten die zowel (nagenoeg) verticaal als (na-
genoeg) horizontaal door middel van vijzels moeten worden verplaatst.
Toelichting
In het algemeen geldt deze CUR-Aanbeveling voor verplaatsingen waarbij alleen van vijzeltechnieken
gebruik wordt gemaakt. Het is echter ook mogelijk dat er voor de horizontale verplaatsing gebruik
wordt gemaakt van lieren. Hiervoor gelden dezelfde theorieën ten aanzien van versnellingen etc. Er
moet echter extra rekening worden gehouden met de rek van de kabels en de daarin opgehoopte
potentiële energie in relatie tot het stick-slip effect. Dit houdt in, dat de wrijvingskracht van een te
verschuiven object bij stilstand en zeer lage snelheid hoger is dan bij \
hogere snelheid.
Voor te verplaatsen bijzondere objecten kan deze CUR-Aanbeveling als leidraad worden gebruikt.
Voor dit soort objecten kunnen wel nadere eisen worden geformuleerd. Aanbevolen wordt een en
ander schriftelijk vast te leggen.
Bijzondere objecten kunnen zijn:
? zinktunnelelementen;
? offshore/nearshore constructies;
? constructies op grote hoogte;
? ondergrondse constructies;
1.3 Gebruik
De CUR-Aanbeveling geeft aanvullingen bij en afwijkende bepalingen op diverse normen, zoals NEN-EN
1990, NEN-EN 1991-1-1, NEN-EN 1991-2,NEN-EN 1992-1-1 en NEN-EN 1992-2, ten aanzien van speci-
fieke vijzeltechnische aspecten.
2 Termen en definities
2.1 Bovenzadel
Het meeschuivend deel van de schuifconstructie waartegen normaliter het glijmateriaal wordt gemonteerd.
2.2
Stabiliteit
Voluit "stabiliteit van het evenwicht". Volgens Hartsuijker is een evenwicht stabiel als het systeem in alle
naburige kinematisch mogelijke configuraties van de evenwichtstoestand de neiging heeft hier weer
naar terug te keren.
2.3 Externe stabiliteitsborging
Voorzieningen, zoals tijdelijke geleideconstructies, die het object ten behoeve van de stabiliteit in hori-
zontale zin op één of meer plaatsen steunen.
Opmerking
Indien de stabiliteit niet extern wordt geborgd door een tijdelijke geleideconstructie, maar gebruik
wordt gemaakt van het eigen gewicht van het object, spreekt men wel van "interne stabiliteit". ? constructies in aardbevingsgebieden;
? explosiebestendige constructies;
? constructies die qua vorm, afmetingen, gewicht
en stijfheid uitzonderlijk zijn.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
7
2.4
Geleideconstructie
Voorzieningen aan object en/of schuifbaan en/of ondersteuningsconstructie die de gewenste verplaat-
singsrichting waarborgt.
2.5 Kantelzadel
Element dat kleine rotaties in meerdere richtingen toelaat in de vijzelconstructie ten behoeve van cen-
trische lastinvoer.
2.6 Lastspreidingsvoorzieningen
Constructiedelen die de kracht uit het relatief kleine oppervlak van de vijzel naar een groter oppervlak
spreiden.
2.7 Object
Constructie(s), al dan niet samengesteld uit verschillende componenten, die door vijzelen of schuiven in
een andere positie wordt of worden gebracht.
2.8 Ondersteuningsconstructie
(Tijdelijke) constructie tussen vijzelconstructie en ondergrond voor het overdragen van de belastingen
voortkomend uit het object en de vijzelconstructie naar de ondergrond.
Opmerking
Een ondersteuningsconstructie zal vaak bestaan uit de bestaande landhoofden en/of pijlers van het
te vijzelen object.
2.9 Onderzadel
Het niet-meeschuivende deel van de schuifconstructie dat is voorzien van een speciaal behandeld glijop-
pervlak.
2.10 Parkeertijd
De periode tussen het opleggen van het object op vijzel- en ondersteunin\
gsconstructies en het vijzelen
of schuiven van het object c.q. het hervatten van het vijzelen of schuiv\
en.
2.11 Schuifbaan
Ondersteuningsconstructie waarover het te verschuiven object horizontaal of nagenoeg horizontaal
wordt verplaatst.
2.12 Schuiven
Het totaal van werkzaamheden om te komen tot het horizontaal of nagenoeg horizontaal verplaatsen
van het object door middel van een glijconstructie zijnde geen rolconstructie.
Figuur 1 Horizontaal vijzelen (schuiven)
object
Schuifconstructie (m.u.v. object) bestaat uit:
? uitvullingen;
? lastspreidingsvoorzieningen;
? geleideconstructie;
? vijzel. Ondersteuningsconstructie bestaat uit:
? schuifbaan (onder- en bovenzadel);
? permanent (pijler, landhoofd);
? tijdelijk (hulpconstructies.aanslagnok
schuifconstructie
ondersteuningsconstructie
ondergrond
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
8
2.13
Stopping
Stapelbare uitvulconstructie(s).
2.14
Veilige werkbelasting
De door de fabrikant aangegeven capaciteit waarbij de vijzel nog in staat is lasten te verplaatsen
(= Safe Working Load).
2.15 Vijzel
Werktuig dat objecten rechtlijnig kan verplaatsen door middel van vloeistofdruk.
Toelichting
De verschillende typen vijzel, waar deze Aanbeveling voor is bedoeld, zi\
jn onder andere:
? dubbel werkende vijzel;
? enkel werkende vijzel;
? holle vijzel;
? vijzel met een korte slag;
? vijzel met een lange slag;
Andere hier niet genoemde vijzels, zoals vijzelzakken, dienen afzonderlijk te\
worden beoordeeld.
Figuur 2 Verticaal vijzelen
2.16 Vijzelconstructie
Het geheel van zadels, lastspreidingsvoorzieningen, stoppingen, geleideconstructies en vijzels.
2.17
Vijzelen
Het totaal van werkzaamheden om te komen tot het verticaal of nagenoeg verticaal verplaatsen van het object.
2.18
Remmechanisme
Extra voorziening om het object te kunnen stoppen, anders dan met de gebruikte vij\
zels.
2.19
Aanslagnok
Een op de schuifbaan bevestigde nok om te voorkomen dat het object te ve\
r wordt doorgeschoven.
2.20
Zijgeleiding
Een geleideconstructie voor het beheersen van de verplaatsingen van obje\
ct loodrecht op de schuifrichting.
ondergrond ondersteuningsconstructie vijzelconstructie object object
vijzeltoren
Vijzeltoren bestaat uit:
? uitvullingen;
? kantelzadel;
? stoppingen;
? lastspreidingsvoorzieningen;
? vijzel. - permanent (pijler, landhoofd)
- tijdelijk (hulpconstructies)
Borgingstoren is conform vijzeltoren,
echter zonder vijzel.
borgingstoren
? platte vijzel, kraaltype;
? telescopische vijzel;
? vijzel met (zeer) lage inbouwhoogte;
? vijzel met borgvoorziening (borgmoer);
? spanvijzel (= een holle vijzel t.b.v. voorspannen).
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
9
3 Eenheden en symbolen
De te gebruiken eenheden en symbolen moeten in overeenstemming zijn met het Internationaal Stelsel
van Eenheden (SI), zoals vermeld in 4 en NEN-ISO 8000-1.
Symbolen voor hydraulische schema's volgens NEN-ISO 1219-1.
Overzicht van gebruikte afkortingen en symbolen
Afkortingen
QA-plan = Quality Assurance-plan
Symbolen
F
Eh;d = rekenwaarde van de kantelkracht
F
Ehor;d = rekenwaarde van de sommatie van alle kantelkrachten
F
Ev.d = rekenwaarde van de verticale kracht op het vijzel-/ondersteuningspunt
b = breedte
h = hoogte
C
x = rotatieveerconstante
E = elasticiteitsmodulus
I = kwadratisch oppervlaktemoment
F
Eh;k = karakteristieke waarde van de kantelkracht
F
Ev.k = karakteristieke waarde van de verticale kracht op het vijzel-/ondersteuningspunt
e = excentriciteit
? = factor voor de bepaling van de momentane belasting
F %
verticaal = procentueel in rekening te brengen deel van de verticale belasting
F %
stoot = procentueel in rekening te brengen deel van de stootbelasting
F %
wind = procentueel in rekening te brengen deel van de windbelasting
?b' = drukspanning in het beton
f
cd = rekenwaarde van de druksterkte van het beton
x
u = hoogte van de drukzone in de uiterste grenstoestand
f
cdi = verhoogde rekenwaarde van de druksterkte van het beton
l = lengte
P
kr = kritische last
P = optredende last
n = P
kr/P
?trek = trekspanning
?druk = drukspanning
f
d = rekenwaarde van de druksterkte
M
overig = overige buigende momenten
W = weerstandsmoment
4 Veiligheidsklasse, belastingsfactoren en
referentieperiode
4.1 Gevolgklasse
Bij de berekening van de voor het vijzelen benodigde constructies, zowel tijdens het verplaatsen als in
de parkeerstand, moet, in afwijking van het gestelde in bijlage B van de nationale bijlage bij NEN-EN
1990, worden uitgegaan van gevolgklasse 2.
De gevolgklasse van het te verplaatsen object moet worden vastgesteld door de ontwerpende partici-
panten.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
10
4.2 Belastingsfactoren
4.2.1 Partiële belastingsfactoren voor uiterste grenstoestanden
Indien wordt afgezien van een volledige dynamische berekening moet voor de fundamentele combinatie vol-
gens vergelijking 6.10b, in afwijking van tabel A1.2(B) van NEN-EN 1990, voor de verticale belasting de be-
lastingsfactor
? ?g voor normale (ongunstige) situaties 1,5 in plaats van 1,2 worden aangehouden.
Tevens moet voor de fundamentele combinatie volgens vergelijking 6.10a, in afwijking van tabel A1.2(B)
van NEN-EN 1990, voor de verticale belasting de belastingsfactor
?g voor normale (ongunstige) situa-
ties 1,5 in plaats van 1,35 worden aangehouden.
Voor de horizontale belasting behoeft de belastingsfactor
?g niet te worden aangepast.
Toelichting
Omdat tijdens het vijzelen of schuiven dynamische effecten optreden, is ? aangenomen dat wordt
gerekend met statische belastingen ? de belastingsfactor voor de permanente verticale belasting
verhoogd.
4.2.2 Partiële belastingsfactoren voor bruikbaarheidsgrenstoestand
De belastingsfactoren voor de bruikbaarheidsgrenstoestand moeten zijn bepaald volgens A1.4.1 van
NEN-EN 1990.
4.2.3 Belastingsfactoren voor de berekening zonder externe stabiliteitsborging (kantelveiligheid)
Voor de berekening zonder externe stabiliteitsborging moet de verticale belasting met een partiële be-
lastingsfactor van 0,9 en de horizontale belasting met een partiële belastingsfactor 2,0 worden verme-
nigvuldigd.
4.3 Referentieperiode
Voor vijzelconstructies mag geen rekening worden gehouden met een reductiefactor ten gevolge van
een kortere referentieperiode dan de 50 jaar waarvan in NEN-EN 1990 is uitgegaan.
4.4 Belastingcombinaties
Voor de aan te houden belastingcombinaties zie NEN-EN 1990.
5 Belastingen
5.1 Karakteristieke waarde van belastingen
De karakteristieke waarden ten aanzien van:
? permanente belastingen moeten zijn ontleend aan 5.2;
? veranderlijke belastingen moeten zijn ontleend aan 5.3;
? buitengewone belastingen moeten zijn ontleend aan 5.4.
Voor de overige bepalingen zie 6 van NEN-EN 1990.
Toelichting
Bedacht moet worden dat alle belastingen zowel verticale als horizontale krachten kunnen genereren.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
11
5.2 Permanente belastingen
5.2.1 Eigen gewicht van de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies
Tot het eigen gewicht van de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructi\
e moeten zijn gerekend:
? het gewicht van de lastspreidingsvoorzieningen, stoppingen, vijzel, etc.;
? het gewicht van niet-dragende elementen, die permanent op de beschouwde vijzel-, schuif- of onder-
steuningsconstructie rusten en die geen deel uitmaken van het te verplaa\
tsen object.
5.2.2 Belastingen van het te vijzelen of te schuiven object
Tot de permanente belasting van het object moeten zijn gerekend:
? het eigen gewicht van het object;
? de aanwezige overige permanente belastingen, zoals:
- asfaltlagen;
- prefab schampkanten;
- leuningen en geleiderails;
- ballastbed en spoorrail.
Toelichting
Als leidraad voor de permanente belasting kunnen worden aangehouden:
? NEN-EN 1991-1-1;
? NEN-EN 1991-2;
? andere in het bestek van toepassing verklaarde voorschriften.
In het algemeen zullen deze belastingen door de constructeur van het obj\
ect worden verstrekt.
Het eigen gewicht van het object mag worden bepaald volgens theoretische berekening, vermeerderd
met maatvoeringstoleranties en toleranties van soortelijke massa's.
Indien het eigen gewicht wordt bepaald door weging, moet dit met gekalibreerde instrumenten geschieden.
5.2.3 Belastingen door grond en grondwater
Voor belastingen door grond en grondwater wordt verwezen naar NEN-EN 1991-1-1 en NEN-EN 1997-1-1.
Deze belastingen zullen alleen bij bijzondere vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies en te ver-
plaatsen objecten voorkomen.
5.2.4 Belastingen door voorspanning
Met de belastingen ten gevolge van elastische verkorting van het te verplaatsen object ten gevolge van
voorspanning, alsmede de reacties bij statisch onbepaalde constructies die ontstaan door de vervor-
mingen van het object door het verloop van de voorspanelementen, moet rekening worden gehouden.
5.2.5 Belastingen ten gevolge van opgelegde vervorming
Algemeen
De opgelegde vervormingen kunnen worden veroorzaakt door:
? krimp en kruip;
? temperatuur.
Krimp en kruip
Met de krimp en kruip van het te verplaatsen object moet rekening worden gehouden.
Opmerking
In principe zullen krimp en kruip worden bepaald door de constructeur van het object.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
12
Temperatuur
In afwijking van het gestelde in de NEN-EN 1991-1-5 moeten voor betonnen kunstwerken de volgende
temperatuurwisselingen worden aangehouden.
Indien een parkeertijd twee maanden of korter bedraagt, moet rekening worden gehouden met een
temperatuurstijging van 25 °C of een temperatuurdaling van 25 °C.
Indien een parkeertijd langer dan twee maanden bedraagt, moet rekening worden gehouden met een
temperatuurstijging van 40 °C of een temperatuurdaling van 25 °C.
Bij stalen constructies, tijdelijke ondersteuningsconstructies of langdurige blootstelling aan tempera-
tuurverschillen zullen afspraken moeten worden gemaakt door de bij het werk betrokken partijen.
5.3 Veranderlijke belastingen
5.3.1 Werkbelasting
Rekening moet worden gehouden met veranderlijke belasting ten gevolge van personen en (tijdelijke)
opslag van materiaal en materieel.
Onder werkbelastingen zijn tevens belastingen begrepen, al of niet tijdelijk, direct afgeleid van de uit-
voeringsmethode van het te realiseren object. Hiertoe worden ook vijzelkrachten gerekend ten gevolge
van eventuele testprogramma's aangaande het object.
5.3.2 Belastingen door voertuigen
Indien het te verplaatsen object kan worden belast door voertuigen, moet de belasting conform de van
toepassing zijnde normen worden aangehouden.
Toelichting
Voor het weg- en treinverkeer wordt verwezen naar de NEN-EN 1991-2.
Voor het trein- en metroverkeer wordt tevens verwezen naar de diverse richtlijnen van o.a. de NS.
Behoudens verticale belasting moet hier ook worden gedacht aan horizontale belastingen, zoals rem-
krachten.
5.3.3 Windbelasting
Windbelasting volgens NEN-EN 1991-1-4.
De horizontale windbelasting wordt geacht aan te grijpen in het zwaartepunt van het belaste vlak. In het
geval van grote overstekken moet tevens worden gerekend met alleen de windbelasting op het overste-
kende deel van de constructie.
5.3.4 Belastingen door regenwater en sneeuw
Belasting door regenwater en sneeuw volgens respectievelijk 6.3.8 van NEN-EN 1991-1-1 en NEN-EN
1991-1-3.
In het algemeen zijn de te vijzelen of schuiven objecten gelegen in de buitenlucht en daarmee blootge-
steld aan weersinvloeden, zoals regen en sneeuw.
Objecten waarin zich regenwater kan verzamelen moeten bij voorkeur zodanig zijn ingericht dat verza-
melen en berging onmogelijk wordt gemaakt, respectievelijk dat afvoeren te allen tijde functioneren, dan
wel dat water op een andere wijze wordt afgevoerd.
Indien dit niet mogelijk is, moet met de maximale bergingscapaciteit rekening worden gehouden.
5.3.5 Belastingen door opgelegde vervormingen
Algemeen
De opgelegde vervormingen bestaan uit:
? verschil in verplaatsing van de steunpunten door het vijzelen of schuiven;
? steunpuntszakking.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
13
Verschil in verticale verplaatsing van de steunpunten door het vijzelen of schuiven
Bij statisch onbepaalde constructies moet het maximaal toelaatbare onderlinge verschil in verticale
verplaatsing van de steunpunten, dat mag ontstaan door het vijzelen of schuiven, door de constructeur
van het object worden opgegeven.
Het verdient de voorkeur om een object zo te ontwerpen, dat tijdens het vijzelen of schuiven een onder-
ling verschil in verplaatsing van de steunpunten van ten minste 10 mm ka\
n worden geaccepteerd.
Steunpuntszakking
Er moet rekening worden gehouden met de optredende zettingen van de steunpunten en met het her-
verdelen van de oplegreacties bij statisch onbepaalde constructies als gevolg van onderlinge verschil-
len in deze steunpuntszakkingen tijdens het vijzelen of schuiven.
5.4 Buitengewone belastingen
5.4.1 Stootbelasting
Tenzij maatregelen worden genomen dan wel kan worden aangetoond dat de stootbelasting niet kan
optreden, moet met een stootbelasting worden gerekend van 100 kN. Deze stootbelasting wordt ge-
acht aan te grijpen op de ongunstigste plaats van het te verplaatsen object en kan in principe in alle
richtingen optreden.
5.4.2 Aanrij- en aanvaarbelastingen
Belasting ten gevolge van aanrijding of aanvaring is conform 4 van NEN-E\
N 1991-1-7.
Voor aanrijdingsgevoelige situaties moet een afzonderlijke beschouwing worden opgesteld. De be-
schouwing moet ten minste aantonen dat de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructie de belastingen
kunnen opnemen dan wel voldoende is afgeschermd.
5.4.3 Overige buitengewone belastingen
Welke overige bijzondere belastingen in rekening moeten worden gebracht, moet door de constructeur
van de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructie, in overleg met de andere betrokken partijen, wor-
den bepaald.
Voorbeelden van bijzondere belastingen zijn:
? verkeerstrillingen;
? toevallige vasthoudkrachten door bijvoorbeeld tijdelijke voorzieningen;
? luchtwervelingen;
? golven;
? (zee)stromingen;
? eb en vloed of waterstandsverschillen;
? sediment en aangroei organismen;
? ijsbelasting en ijsaangroei;
? vastzittende delen door verkleving;
? vastgevroren delen.
5.5 Belastingen tijdens uitvoering van het schuifproces
5.5.1 Schuifbelasting
Bij de berekening van schuifbanen en ondersteuningen moet naast de bovengenoemde horizontale en
verticale belastingen rekening gehouden worden met de volgende belastingen ten gevolge van het
schuifproces:
? wrijvingskrachten;
? geleidekrachten;
? schuifkrachten;
? versnellings- en vertragingskrachten.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
14
Wrijvingskrachten
Elke glijoplegging geeft tijdens het schuiven een wrijvingskracht die bepaald wordt door de normaal-
kracht van de oplegging en de wrijvingscoëfficiënt tussen boven- en onderzadel. Deze wrijvingskracht
is altijd tegen de bewegingsrichting in gericht.
Afhankelijk van de geometrie van het te schuiven object en de stuurmogelijkheden van de vijzels moeten
per situatie de relatieve bewegingsmogelijkheden van de schuifopleggingen worden vastgesteld, alsme-
de de daaruit voortvloeiende richting van de wrijvingskrachten en de belastingen op de sch\
uifbanen.
De wrijvingscoëfficiënt wordt bepaald door:
? de combinatie van materialen;
? de eigenschappen van de materialen;
? de toestand van de materialen;
? de stick-slip effecten, zowel na korte als na lange stilstand.
Omdat er combinaties mogelijk zijn van materialen en smeermiddelen moet de juiste wrijvingscoëfficiënt
worden vastgesteld in nauw overleg met leveranciers.
Bedacht moet worden dat de invloed van de wrijvingscoëfficiënt op de krachtsverdeling zowel positief
als negatief kan zijn.
Geleidekrachten
Geleidekrachten zijn krachten die in de geleideconstructie worden opgewekt, dwars op de bewegings-
richting, als gevolg van:
a. het in dwarsrichting niet waterpas zijn van de schuifbaan;
b. het ongelijk uitlopen van de vijzels;
c. het niet recht zijn van de schuifbaan (boog of knik in de baan, het vlak waar de geleiding langs loopt
is niet evenwijdig aan de schuifrichting, etc.);
d. het niet evenwijdig zijn van de vijzels aan de schuifrichting;
e. externe krachten op het schuifobject tijdens het schuiven.
ad a)
Voor het niet waterpas zijn van de schuifbanen moet minimaal worden gerekend met een horizontale
kracht ter grootte van 1% van het totale schuifgewicht.
ad b)
De invloed van het ongelijk uitlopen van de vijzels moet per geval worden bepaald. De geometrie van
het schuifobject, de lay-out van de schuifbanen, de hydraulische aansturing van de vijzels, de schuif-
kracht, de plaats en het aantal geleidingen bepalen gezamenlijk de krach\
t op de geleiding.
Toelichting
Door per geval de mogelijke bewegingsrichting(en) van alle glijopleggingen van het te schuiven object
te analyseren, kan per oplegging met behulp van de oplegreactie en de maximale wrijvingscoëfficiënt
in combinatie met de richting van de schuifkracht, de ontbondene loodrecht op de schuifbaan bepaald
worden. De som van al deze krachten bepaalt de geleidingskracht.
ad c t/m e)
De belasting op de geleiding moet per geval worden bepaald.
Er moet in de geleideconstructie rekening worden gehouden met deze krachten door middel van con-
structieve en/of hydraulische maatregelen. Tevens genereren deze geleidekrachten weer wrijvings-
krachten tegengesteld aan de richting van de beweging waarmee in de aandrijving van de beweging
rekening moet worden gehouden.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
15
Schuifkrachten
Schuifkrachten zijn het totaal van de krachten opgewekt door de vijzels om een horizontale beweging
te bewerkstelligen. Deze schuifkrachten zijn in evenwicht met de som van alle wrijvings- en dynamische
krachten.
Afhankelijk van de opbouw van de schuifconstructie kunnen deze krachten intern in de constructie in
evenwicht zijn of moeten deze door de omgeving worden geleverd.
Versnellings- en vertragingskrachten
Er moet, met name bij objecten met een relatief hoog gelegen zwaartepunt, rekening worden gehouden
met dynamische krachten ten gevolge van het starten en stoppen van het schuiven. Deze versnellings-
en vertragingskrachten grijpen aan in het zwaartepunt van het object en zorgen voor extra momenten
op de totale constructie met als gevolg variaties van de oplegreacties.
5.5.2 Excentriciteit
Bij het schuifproces moet rekening worden gehouden met een excentriciteit van 50 mm van hart boven-
zadel ten opzichte van hart onderzadel, tenzij wordt aangetoond dat met een lagere excentriciteit kan
worden gerekend.
Figuur 3 Excentriciteit van bovenzadel ten opzichte van onderzadel
6 Schematisering
Bij het schematiseren van de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies moet worden bedacht dat
deze in principe bestaan uit los op elkaar gestapelde onderdelen. Deze onderdelen kunnen zijn:
? oplegmateriaal, zoals mortel, stalen kop- en voetplaten en rubber oplegblokken;
? vijzel;
? stoppingen;
? taats- of kantelzadel;
? lastspreidingsvoorzieningen.
De wijze waarop deze onderdelen kunnen worden geschematiseerd wordt in 6.2 nader toegelicht.
Bij het beoordelen van de stabiliteit van de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructie worden twee
soorten constructies onderscheiden, te weten:
? constructies waarbij de stabiliteit volledig wordt gewaarborgd door gebruik te maken van het eigen
gewicht van het te verplaatsen object;
? constructies met externe voorzieningen om de stabiliteit te waarborgen, de zogenoemde construc-
ties met externe stabiliteitsborging.
De wijze van schematiseren van deze twee soorten wordt in 6.1.1 en 6.1.2 nader toegelicht.
Het is niet toegestaan constructies te ontwerpen waarvan de stabiliteit slechts voor een deel door ex-
terne stabiliteitsborging wordt verzorgd en waarvan voor het resterende deel gebruik wordt gemaakt
van het eigen gewicht van het te verplaatsen object.
50
object
bovenzadel
onderzadel
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
16
6.1 Hoofdconstructie
6.1.1 Constructies zonder externe stabiliteitsborging
Bij deze constructies wordt de stabiliteit verzorgd door het benutten van het eigen gewicht van het te
verplaatsen object.
Per ondersteuning wordt de kantelkracht (F
Eh;d) bepaald. F Ehor;d is de sommatie van alle kantelkrachten.
Bij deze sommatie mogen alleen kantelkrachten die in dezelfde richting werken worden meegenomen.
Het sommeren van de kantelkrachten voor het bepalen van de rotatiestabiliteit of bij grotere veerstijf-
heidsverschillen vraagt specifieke aandacht en hiermee moet oordeelkundig worden omgegaan.
Voor de hoofdschematisering van deze constructies zie figuur 4.
Voor de verschillende principes van een kantelberekening zie figuur 5.
Figuur 4 Schematisering constructie zonder externe stabiliteitsborging
Figuur 5 Principes kantelberekening
FEh;d1
FEhor
FEh;d2 FEh;d3 FEh;d4
vijzel- cq. borgingstoren
FEh;di = FEhor ?i=i
i=1
h
FEh;d
FEv;d
FEv;d
b EI =
F
Eh;d · h < F Ev;d · 0,5 · bF Eh;d < 0,5 · FEv;d · b
h
h
FEh;d
FEv;d
b EI =
F
Eh;d · h < F Ev;d · bF Eh;d < FEv;d · b
h
h
FEh;d
b EI =
C
F
Eh;d · h < F Ev;d · (0,5 · b - ) FEh;d · h2
C
· ( FEh;d <
0,5 · b - ) FEh;d · h2
C
FEv;dh
FEv;d
h
FEh;d
bEI =
C
1
C2 FEh;d · h < F Ev;d · (
N.B.
F Ev;d = 0,9 · FEv;k FEh;d = 2,0 · FEh;k
b - ) FEh;d · h2
(C1 + C 2)
· ( FEh;d < b - ) FEh;d · h2
(C1 + C 2)
FEv;dh
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
17
Om de formules in figuur 5 niet nodeloos ingewikkeld te maken, zijn deze afgeleid onder de aanname
dat het kantelpunt zich bevindt op de uiterste hoek van de vijzel c.q. borgingstoren. De werkelijke plaats
van het kantelpunt moet worden bepaald zoals in 7.3.1 staat omschreven.
6.1.2 Constructies met externe stabiliteitsborging
Bij deze constructies wordt de stabiliteit verzorgd door een uitwendige steunconstructie.
Voor de hoofdschematisering van deze constructies zie figuur 6.
Figuur 6 Schematisering constructie met externe stabiliteitsborging
6.1.3 Aangrijpingspunt horizontale belastingen
Alle horizontale belastingen op de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies, anders dan windbelas-
ting en eventuele aanrijbelasting, worden geacht aan te grijpen aan de onderzijde van het te verplaatsen
object en kan in principe in alle richtingen optreden.
6.1.4 Schematisering ondersteuningsconstructie
De ondersteuningsconstructie moet afhankelijk van de situatie worden geschematiseerd tot een starre
of verende (zowel verticaal als horizontaal) oplegging. Tevens moet de rotatiestijfheid van de onderlig-
gende constructie in de schematisering worden meegenomen.
6.2 Onderdelen
6.2.1 Schematisering vijzelconstructie
Bij de opbouw van de vijzelconstructie moet rekening worden gehouden met een toevallige excentriciteit
in de stapeling.
De in rekening te brengen excentriciteit bedraagt voor:
? stoppingen met centreervoorziening: 0 mm;
? stoppingen zonder centreervoorziening, maar met gelijke afmetingen: 10 mm;
? overige stoppingen: 20 mm.
6.2.2 Schematisering vijzel
In de stapeling van diverse onderdelen moet de kop van de vijzel worden geschematiseerd tot een schar-
nier. Als gevolg van het aanbrengen van de vijzel moet in de schematisering van de stapeling een toeval-
lige excentriciteit met een waarde van ten minste 10 mm worden aangenomen, zie figuren 7 en 8.
Figuur 7 Schematisering vijzel als scharnier
FEhor
FEhor
vijzel- cq. borgingstoren externe
ondersteuning
stopping
lastspreidingsvoorziening
vijzel
lastspreidingsvoorziening
stopping
e 10 mm
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
18
object
ondergrond
e 10 mm
object
ondergrond
e 10 mm
Figuur 8 Schematisering stapeling
Met de stijfheid van de vijzel moet in de schematisering rekening worden gehouden.
Voor de EI van de vijzel mag, indien de breedte/hoogte -verhouding van de vijzel groter is dan 0,20, de
EI van de stapeling worden aangehouden.
6.2.3 Schematisering kantelzadel
Afhankelijk van de doelstelling van het kantelzadel wordt deze constructie geschematiseerd tot:
a. een scharnier;
b. een inklemming.
ad a)
Indien het aanbrengen van een kantelzadel geschiedt met het doel om onder belasting een rotatie mo-
gelijk te maken, moet het als een scharnier worden geschematiseerd. Bedacht moet worden dat aan dit
soort constructies hoge eisen moeten worden gesteld om de wrijving zo laag mogelijk te maken.
ad b)
Indien het aanbrengen van een kantelzadel met het doel geschiedt om zonder belasting een rotatie
mogelijk te maken, maar dat de constructie na belasten niet meer kan roteren, moet het als een inklem-
ming worden geschematiseerd. Deze inklemming moet worden aangetoond.
Voor de wrijvingscoëfficiënt kan in principe 0,10 worden aangehouden.
De werkelijke wrijvingscoëfficiënt is afhankelijk van een aantal aspecten, waaronder de oppervlaktege-
steldheid.
Indien uit een gevoeligheidsanalyse blijkt dat de waarde van significante invloed is op de berekening,
moet de aan te houden wrijvingscoëfficiënt worden aangetoond. Bedacht moet worden dat de invloed
van de wrijvingscoëfficiënt op de krachtsverdeling zowel positief als negatief kan zijn.
Het opneembaar moment is naast de wrijvingskracht afhankelijk van de str\
aal van het kantelzadel.
6.2.4 Schematisering lastspreidingsvoorzieningen
In de stapeling van diverse onderdelen moeten de lastspreidingsvoorzieningen, zoals de rubber opleg-
blokken, worden geschematiseerd tot rotatieveren.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
19
7 Dimensionering en toetsing
De maatgevende onderdelen van de vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies moeten ten aanzien
van de verschillende belastingscombinaties op de volgende aspecten worden getoetst:
? sterkte;
? stabiliteit;
? afschuiving.
7.1 Belastingscombinaties
De maatgevende belastingscombinatie van de horizontale belastingen volgens onderstaande tabel moet
met een
? van 1,0 in de belastingscombinatie conform 4.4 in rekening worden gebracht.
Combinatie van horizontale belastingen
Belastingscombinatie F %verticaal F%stoot F%wind
12,0% van (e.g. + rustend) ------
2 1,0% van (e.g. + rustend) 100%100%
Opmerking:
Uiteraard moet de horizontale belasting ten gevolge van een bewust aanwezige scheefstand altijd
volledig worden meegenomen.
7.2 Sterkte
De rekenwaarde van de spanningen mag nergens groter zijn dan de rekenwaarde van de materiaalsterk-
ten.
Bij los op elkaar gestapelde delen moet overal druk optreden.
Opmerking:
Ten gevolge van het los op elkaar gestapeld zijn van delen, is het niet mogelijk trekspanningen op te
nemen.
Bij los op elkaar gestapelde delen moet de rekenwaarde van de maximaal optredende horizontale belas-
ting kleiner zijn dan de wrijvingscoëfficiënt maal de rekenwaarde van de minimaal optredende verticale
belasting.
Opmerking:
Voor de grootte van de wrijvingscoëfficiënt zie 6.2.3 onder ad b).
De verdeling van de horizontale belasting geschiedt naar rato van de (buig)stijfheid van de verschillende
vijzel-/ondersteuningsconstructies, mits de horizontale stijfheid van het object een orde groter is dan
de diverse buigstijfheden van de verschillende vijzel-/ondersteuningsconstructies. Is dit niet het geval,
dan moet de horizontale stijfheid van het object in rekening worden gebracht.
Ter plaatse van de opleggingen moet worden getoetst of bij betonconstructies splijtwapening vereist is,
volgens 10.9.4.3 van NEN-EN 1992-1-1. Zo nodig moeten er aanpassingen aan het object en/of de
vijzelconstructie worden gepleegd.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
20
2h
h
2h 2h
h
2h
Bij het, volgens dit artikel, berekenen van de rekenwaarde van de druk in het aangrijpingsvlak van de
geconcentreerde last mag worden uitgegaan van belastingsfactoren behorend bij de buitengewone
combinaties, conform 6.4.3.3 van NEN-EN 1990.
Noot bij revisie in 2010: In de oorspronkelijke versie werd gesteld dat bij de bepaling van de druk-
sterkte van het beton de invloed van het langeduureffect mocht worden verwaarloosd. In NEN-EN
1992-1-1 is deze invloed reeds verwaarloosd doordat in de nationale bijlage de variabele
?cc uit 3.1.6
gelijk aan 1 is gesteld.
7.3 Stabiliteit
7.3.1 Stabiliteit zonder externe stabiliteitsborging
De F
Ehor;d van de vijzel- c.q. borgingstorens moet groter zijn dan de rekenwaarde van de horizontale be-
lasting.
Bij het toetsen van de betonspanningen ten gevolge van de kantelkracht mag worden uitgegaan van de
verhoogde rekenwaarde van de druksterkte volgens 6.7 van NEN-EN 1992-1-1.
Bij toepassing van staalplaten als lastspreidingsvoorziening, mag voor de bepaling van de spreidings-
breedte maximaal tweemaal de dikte van de plaat in rekening worden gebracht.
Indien meer dan één plaat wordt toegepast, moeten de overige staalplaten worden beschouwd als vul-
platen (zie figuur 9).
Figuur 9 Bepaling spreidingsbreedte bij lastspreidingsvoorzieningen
De opneembare kantelbelasting kan worden bepaald met behulp van een van de volgende twee toet-
sen:
Bepaal de maximaal toelaatbare excentriciteit door aan te nemen dat de resultante van de belasting
door het uiterste kernpunt gaat. Er treedt dan overal druk op in de aansluiting. Wel moet worden gecon-
troleerd of de spanningen in de afzonderlijke onderdelen voldoen aan de gestelde eisen.
Bepaal de karakteristieke kantelkracht door aan te nemen dat het beton ter plaatse van het uiterste
kantelpunt bezwijkt.
Opmerking:
Bij deze berekeningen moeten de belastingsfactoren conform art. 4.2.3 in rekening worden gebracht.
Voor een principeberekening conform a voor een rechthoekige plaat: zie bijlage A.
Voor een principeberekening conform b voor een rechthoekige plaat: zie bijlage B.
7.3.2 Externe stabiliteitsborging
De uitwendige vasthoudconstructie moet F
Ehor kunnen volledig kunnen opnemen. Daarnaast moet wor-
den gerekend op een extra horizontale kracht als gevolg van geometrie-wijzigingen (het zogenoemde
2e orde-effect).
De vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies moeten berekend zijn op de eventueel hieruit voort-
vloeiende opgelegde vervormingen.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
21
7.3.3 Knikstabiliteit
De knikstabiliteit van de voor het vijzelen benodigde constructies moet \
worden aangetoond.
De vijzel-, schuif- en ondersteuningsconstructies moeten berekend zijn op de eventueel hieruit voort-
vloeiende opgelegde vervormingen.
Bij de berekening van de spanningen moet rekening worden gehouden met de 2e orde-effecten.
Opmerking:
Voor een principeberekening zie bijlage C.
7.3.4 Afschuiving
De diverse onderdelen in de stapeling moeten worden getoetst op afschuiving.
Toelichting:
Additionele maatregelen zijn nodig indien de toelaatbare afschuifkracht kleiner is dan de optredende
belasting ten gevolge van opgelegde vervormingen.
Deze maatregelen kunnen zijn:
? het toepassen van glijopleggingen;
? het aanbrengen van materiaal met vervormingscapaciteit tussen vijzel en object waardoor de belas-
ting afneemt;
? het tussentijds overpakken op andere vijzel- of hulpconstructies om de belasting weg te nemen die
wordt veroorzaakt door vervormingen van het object.
8 Documentatie
Het bestek, de opdracht of de aanvraag moet vermelden welke documenten moeten worden opgesteld
en ter goedkeuring of beoordeling moeten worden ingediend.
Bij verwijzing naar deze CUR-Aanbeveling moet worden vermeld dat de documenten aangaande het vij-
zelen conform deze Aanbeveling moeten worden opgesteld.
De documenten bestaan ten minste uit:
1. Vijzelplan met als onderdelen:
? tekeningen en schema's van de hydraulische installatie inclusief meet- en regelmethoden;
? stappenplan voor de vijzeloperatie inclusief noodprocedures;
? risicoanalyse;
? werkprocedures;
? planning van de werkzaamheden en de daarbij behorende bezetting;
? opgave van de activiteiten die door de opdrachtgever uitgevoerd moeten worden.
2. Berekeningen volgens deze aanbeveling.
3. Tekeningen en schema's.
4. Veiligheids- en Gezondheidsplan (Arbobesluit).
5. QA-plan (optioneel).
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
22
Titels van de vermelde normen en andere documenten
NEN-ISO 80000-1:2009
NEN-ISO 1219-1:2006
NEN-EN 1990+A1+A1/ C2:2011
NEN-EN 1990+A1+A1/ C2:2011/NB:2011
NEN-EN 1991-1-1+C1:2011
NEN-EN 1991-1-1+C1:2011/NB:2011
NEN-EN 1991-1-3+C1:2011
NEN-EN 1991-1-3+C1:2011/NB:2011
NEN-EN 1991-1-4+A1+C2:2011
NEN-EN 1991-1-4+A1+C2:2011/NB:2011
NEN-EN 1991-1-5+C1:2011
NEN-EN 1991-1-5+C1:2011/NB:2011
NEN-EN 1991-1-7+C1:2011
NEN-EN 1991-1-7+C1:2011/NB:2011
NEN-EN 1991-2
NEN-EN 1991-2+C1:2011/NB:2011
NEN-EN 1992-1-1+ C2:2011
NEN-EN 1992-1-1+ C2:2011/NB:2011
NEN-EN 1997-1:2005/NB:2008Grootheden en eenheden ? Deel 1: Algemeen
Hydraulische en pneumatische systemen en componen-
ten ? Grafische symbolen en stroomschema's ? Deel 1:
Grafische symbolen voor conventioneel gebruik en
gegevensverwerkingstoepassingen
Eurocode ? Grondslagen van het constructief ontwerp
Nationale bijlage bij NEN-EN 1990+A1:2006+A1:2006/
C2:2010
Eurocode 1: Belastingen op constructies ? Deel 1-1:
Algemene belastingen ? Volumieke gewichten,
eigengewicht en opgelegde belastingen voor gebouwen
Nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1-1+C1
Eurocode 1: Belastingen op constructies ? Deel 1-3:
Algemene belastingen ? Sneeuwbelasting
Nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1-2+C1
Eurocode 1: Belastingen op constructies ? Deel 1-4:
Algemene belastingen ? Windbelasting
Nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1-4+A1+C2:2011
Eurocode 1: Belastingen op constructies ? Deel 1-5:
Algemene belastingen ? Thermische belasting
Nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1-5+C1:2011
Eurocode 1: Belastingen op constructies ? Deel 1-7:
Algemene belastingen ? Buitengewone belastingen:
stootbelastingen en ontploffingen
Nationale bijlage bij NEN-EN 1991-1-7+C1:2011
Eurocode 1: Belastingen op constructies ? Deel 2:
Verkeersbelasting op bruggen 2003
Nationale bijlage bij NEN-EN 1991-2+C1:2011
Eurocode 2: Ontwerp en berekening van betonconstruc-
ties ? Deel 1-1: Algemene regels en regels voor
gebouwen
Nationale bijlage bij NEN-EN 1992-1-1+ C2:2011
Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp ? Deel 1: Algemene
regels
C. Hartsuijker. Stabiliteit van het evenwicht. Aantekeningen bij het college B11. Technische Universiteit
Delft. Afdeling der Civiele Techniek, augustus 1987.
Berekening en uitvoering van schuif- en vijzelconstructies. Richtlijn van d\
e NV Nederlandse Spoorwe-
gen ? mei 1994.
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
23
Bijlage A Bepaling opneembare
kantelbelasting op basis van resultante
belasting door kernpunt
Principeberekening conform 7.3.1.a) voor een rechthoekige plaat.
0,9 · F
Ev;k · 1/6 · b > 2 · F Eh;k · h
F
Ev;k < 0,9F Ev;k b ________ 12 h
? 'b = 1,8 F Eh;k _______ b l
Eis:
? 'b < f cd
FEh;k
FEv;k
b
b
0
bijbehorende spanningsguur
h l
'b?
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
24
Bijlage B Bepaling opneembare
kantelbelasting op basis van bezwijken
uiterste kantelpunt
Principeberekening conform 7.3.1.b) voor een rechthoekige plaat.
x
u = 0,9F Ev;k _______ 3/4/f d
e = 1/2 · b - 7/18 · x
u
0,9 · F v;k · e > 2 · F h;k · h
Eis: F
Eh;k < 0,9F Ev;k
e ________ 2 h
Stappen:
1. Bereken P
kr waarbij aangenomen wordt dat de delen momentvast zijn verbonden
2. Bereken n = P
k __ P
3. Bereken vergrotingsfactor n
_____ n - 1
4. Controleer de aansluitvlakken tussen niet-gekoppelde delen als volgt:
?druk;1 = n
_____ n - 1
P
d __ A
?trek;2 = ?druk;2 = n
_____ n - 1
P
d e ____ W
+ M
overig _____ W
Toets:
?trek;2 + ?druk;1 < 0 ? dus geen trek
?druk;1 + ?druk;2 < f d ? dus kleiner dan de materiaaldruksterkte
FEh;k
FEv;k
b
h
f'bo
xu
e
l
CUR Bouw & InfraAanbeveling 68:2012
25
Bedacht moet worden dat het berekenen van P kr bij stapelingen opgebouwd uit dezelfde stoppingen
eenvoudiger is dan bij een opbouw met ongelijke stoppingen.
Met nadruk wordt erop gewezen dat deze CUR-Aanbeveling de stand van techniek en kennis weergeeft
op moment van uitgifte. De CUR houdt zich dan ook aanbevolen te worden geïnformeerd over ervarin-
gen die met het gebruik van deze Aanbeveling worden opgedaan.
CUR-Aanbevelingen worden drie jaar na publicatie geëvalueerd en, indien daar aanleiding toe bestaat,
geactualiseerd. Hiervan wordt melding gemaakt in de vakpers.
Auteursrechten
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een ge-
automatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektro-
nisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enig andere manier, zonder voorafgaande schrif-
telijke toestemming van CURNET.
Het is toegestaan overeenkomstig artikel 15a Auteurswet 1912 gegevens uit deze uitgave te citeren in
artikelen, scripties en boeken, mits de bron op duidelijke wijze wordt vermeld, alsmede de aanduidingen
van de maker, indien deze in de bron voorkomt. 'CUR-Aanbeveling 68:2012 'Vijzelen en schuiven. Con-
structieve eisen en bepalingsmethoden', maart 2012, Stichting CURNET, Gouda'.
Aansprakelijkheid
CURNET en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorg-
vuldigheid betracht bij het samenstellen van deze uitgave. Nochtans moet de mogelijkheid niet worden
uitgesloten dat er toch fouten en onvolledigheden in deze uitgave voorkomen. Ieder gebruik van deze
uitgave en gegevens daaruit is geheel voor eigen risico van de gebruiker en CURNET sluit, mede ten
behoeve van al degenen die aan deze uitgave hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor
schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze uitgave en de daarin opgenomen gegevens,
tenzij de schade mocht voortvloeien uit opzet of grove schuld zijdens CURNET en/of degenen die aan
deze uitgave hebben meegewerkt.
Gouda, maart 2012
Het bestuur van CURNET
Stichting CURNET, Groningenweg 10, Postbus 420, 2800 AK GOUDA, tel. 0182-540600,
e-mail info@curnet.nl.
Groningenweg 10
Postbus 420
2800 AK Gouda
T 0182 540 620
F 0182 540 621
secretariaat@curbouweninfra.nl
www.curbouweninfra.nl
Reacties