1
CUR-Aanbeveling 79:2016
Kwaaitaal en Manta begane grondvloeren;
inspectie, advies en maatregelen
SBRCURnet, Delft juli 2016
2
3
Inhoud
Voorwoord 5
1 Onderwerp en
toepassingsgebied 7
1.1 Onderwerp 7
1.2 Toepassingsgebied 7
2 Termen en definities 9
2.1 Oriënterende schouwing 9
2.2 Inspectie 9
2.3 Onderzoek 9
2.4 Onvolkomenheid 9
2.5 Schade 9
2.6 Schademechanisme 9
2.7 Diagnose 10
2.8 Maatregelen 10
2.9 Monitoren 10
2.10 Duurzaamheid 10
3 Niveaus van beoordelen 11
3.1 Klasse 1: Oriënterende schouwing 11
3.2 Klasse 2: Technisch onderzoek 12
3.3 Klasse 3: Constructief onderzoek 12
4 Klasse 1:
Oriënterende schouwing 15
4.1 Algemeen (schouwing) 15
4.1.1 Veiligheidsmaatregelen 15
4.1.2 Classificatie beoordelaar 15
4.1.3 Garanties en aansprakelijkheid 15
4.2 De schouwing 15
4.2.1 Vaststellen vloertype 15
4.2.2 Vaststellen of zich onvolkomenheden aan
de onderzijde van de vloer aftekenen 16
4.3 Analyse waarnemingen en advies 16
4.4 Verslag 16
5 Onderzoek:
algemene eisen en bepalingen 19
5.1 Vooraf vast te leggen gegevens 19
5.1.1 Objectiviteit 19
5.1.2 Deskundigheid /
classificatie beoordelaars 19
5.1.3 Algemene informatie door opdrachtgever 20
5.1.4 Informatie door beoordelende instantie 20
5.1.5 Alternatieve methoden van beoordelen 21
5.1.6 Garanties en aansprakelijkheden 21
5.2 Algemeen (onderzoek) 22
5.2.1 Bereikbaar maken kruipruimten 22
5.2.2 Veiligheidsmaatregelen 22
5.2.3 Melden gevaarlijke situaties 22
5.3 Wijze van beschrijven
onvolkomenheden 22
5.3.1 Roestvlekken 22
5.3.2 Scheuren 22
5.3.3 Scholvorming 23
5.3.4 Classificatiemethode voor
onvolkomenheden 23
5.4 Beschrijven van bijzonderheden 23
5.4.1 Beoordeling wapening 23
5.4.2 Overige bijzonderheden 24
5.5 Metingen tijdens onderzoek 24
5.6 Analyse inspectieresultaten,
diagnose en advies ? algemeen 25
5.7 Rapportage 25
6 Klasse 2:
Technisch onderzoek 27
6.1 Inspectie vloeren; eisen en
bepalingsmethoden 27
6.1.1 Opzetten inspectietekening 27
6.1.2 Vastleggen onvolkomenheden 27
6.1.3 Vastleggen bijzonderheden 27
6.1.4 Vastleggen constructieve aspecten 28
6.2 Analyse inspectieresultaten,
diagnose en advies
? technisch onderzoek 28
6.2.1 Schade Kwaaitaal vloerelementen 28
6.2.2 Schade Manta vloerelementen 29
6.2.3 Schade op termijn 29
6.2.4 Vloer niet te beoordelen met
standaard criteria 29
4
6.2.5 Geen constructieve problemen
te verwachten 30
6.3 Rapportage 30
6.3.1 Waarnemingen 30
6.3.2 Analyse / advies 30
6.3.3 Raming herstelkosten 31
7 Klasse 3:
Constructief onderzoek 33
7.1 Inspectie vloeren; eisen en
bepalingsmethoden ?
constructief onderzoek 33
7.1.1 Gedetailleerd vastleggen
onvolkomenheden 33
7.1.2 Vastleggen constructieve aspecten 33
7.2 Analyse inspectieresultaten,
beoordeling en advies 34
7.2.1 Constructieve beoordeling 34
7.2.2 Toets constructieve veiligheid 34
7.3 Rapportage 34
7.3.1 Waarnemingen 34
7.3.2 Evaluatie / advies 35
7.3.3 Raming herstelkosten 35
8 Maatregelen 37
8.1 Algemeen 37
8.1.1 Informatie 37
8.1.2 Prestatie-eisen 37
8.1.3 Garanties en aansprakelijkheid -
Herstelwerkzaamheden 38
8.2 Vervangen van de vloer 38
8.2.1 Kenmerk van de maatregel 38
8.2.2 Te stellen prestatie-eisen 38
8.3 Constructief ondersteunende
methoden - Actief 38
8.3.1 Kenmerk van de maatregel 38
8.3.2 Te stellen prestatie-eisen 38
8.4 Constructief ondersteunende
methoden - Passief 39
8.4.1 Kenmerk van de maatregel 39
8.4.2 Te stellen prestatie-eisen 39
8.5 Constructief herstel -
Met vervangen van de
bestaande wapening 40
8.5.1 Kenmerk van de maatregel 40
8.5.2 Te stellen prestatie-eisen 40
8.6 Monitoren 41
8.6.1 Kenmerk van de maatregel 41
8.6.2 Te stellen prestatie-eisen 41
8.6.3 Frequentie monitoren 41
8.7 Preventieve maatregel ?
Kathodische bescherming 42
8.7.1 Kenmerk van de maatregel 42
8.7.2 Te stellen prestatie-eisen 42
8.8 Overige maatregelen 43
9 Veiligheid 45
Titels van vermelde normen, Aanbevelingen
en literatuur 47
Bijlage A Veiligheid bij werken in kruipruimten 49
Bijlage B Informatie constructieve aspecten
Kwaaitaal vloeren 51
Bijlage C Informatie constructieve
aspecten Manta vloeren 55
Bijlage D Kanttekeningen bij meetmethoden
aan de vloerelementen 59
Bijlage E Herstelmethoden en preventieve
maatregelen 61
1 Constructieve maatregelen 62
1.2.1 Ondersteuning door samengestelde
liggers 62
1.2.2 Ondersteuning door naspankabels en
drukblokken 63
1.2.3 Schuimbeton (voorgespannen) 64
1.3.1 Ondersteuning met balken of liggers 64
1.3.2 Schuimbeton 65
1.4.1 Herstel met behulp van verloren
bekisting 66
1.4.2 Herstel met spuitbeton 66
2 Preventieve maatregelen 67
3 Methoden, waarvan de functionaliteit
niet of nog onvoldoende is aangetoond 68
5
Voorwoord bij de tweede, herziene uitgave
In CUR-Aanbevelingen wordt veelvuldig verwezen naar normen en vaak worde\
n voor specifieke
onderwerpen aanvullende eisen gesteld. Bij CUR-Aanbevelingen op betongeb\
ied waren dat vooral de
normen voor toeslagmaterialen (NEN 5905), betontechnologie (NEN 5950)\
, de berekening van beton -
constructies (NEN 6720) en de uitvoering van betonconstructies (NEN 6\
722).
Met de invoering van Europese normen in Nederland (NEN-EN) worden de o\
orspronkelijke
Nederlandse normen (NEN) ingetrokken. Dit houdt in dat CUR-Aanbevelingen aan de nieuwe normen
moeten worden aangepast.
Dat geldt ook voor CUR-Aanbeveling 79:2001. Deze herziene uitgave is aan\
gepast aan de vigerende
normen. Aanvullend moet worden opgemerkt dat specifiek in deze Aanbeve\
ling veelvuldig direct naar
het Bouwbesluit wordt verwezen. Deze verwijzingen zijn bij de tweede, herziene uitgave aangepast.
Ook is daar waar van toepassing, verwezen naar normen voor het toetsen v\
an bestaande bouw-
constructies, zoals NEN 8700.
CUR-voorschriftencommissie 91 "Revisie CUR-Aanbevelingen" heeft het proces begeleid om tot deze
herziene uitgave van CUR-Aanbeveling 79 te komen. VC91 was als volgt samengesteld: ing. N.J.F.
Vonk (voorzitter NEN/CUR commissie 353 039/VC12 "Beton"), ir. F.B.J. Gijsbers (voorzitter NEN/CUR-
commissie 351 001 09/VC20 "TGB Betonconstructies", ir. C.A. van der Steen (voorzitter NEN/CUR-
commissie 351 085/VC 18 "Uitvoering van betonconstructies"), dr.ir. G. van der Wegen (rapporteur), ir.
S.N.M. Wijte (rapporteur) en drs. E. Vega (projectmanager).
NEN/SBRCURnet-commissies 353 039/VC12 "Beton" en 351 001 09/VC20 "TGB Betonconstructies"
stemmen in met de inhoud van CUR-Aanbeveling 79:2016.
Met de publicatie van deze tweede, herziene versie, is de eerste versie (2001) vervallen.
Voorwoord bij de eerste uitgave
CUR-onderzoekscommissie B 81 heeft onderzoek verricht naar de kosten van herstel in Nederland
voor betonschade aan begane grondvloeren in woningen, uitgevoerd met Kwaaitaal of Manta
elementen. De technische levensduur van deze betonnen vloerelementen is \
bij een juist ontwerp, een
uitvoering volgens de destijds geldende normen en een "normaal" ge\
bruik, onbeperkt. Maar bij ver -
schillende vloeren is vastgesteld dat door een onjuiste toepassing van c\
alciumchloride als versneller
in het beton chloride geïnitieerde wapeningscorrosie optreedt. Een on\
juiste toepassing wil in dit
verband zeggen: ingemengd in grote hoeveelheden, een inhomogene menging \
of grote concentratie-
verschillen. Deze specifieke vorm van wapeningscorrosie kan de draagkracht van (een deel van) de \
vloer (versneld) negatief beïnvloeden en de technische levensduur v\
erkorten, waardoor "bijzondere"
herstelkosten moeten worden gemaakt.
De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in CUR-rapport 2000-1 1]. Uit dit rapport blijkt dat,
circa 20 jaar na vervaardigen, bij ongeveer 25% van de Kwaaitaal vloeren en bij ca. 10% van de Manta
vloeren direct of op termijn, geheel of slechts gedeeltelijk, constructi\
eve maatregelen noodzakelijk
zijn om de constructieve veiligheid te waarborgen.
6
Bij vloereigenaren, adviesbureaus, aannemers en andere betrokkenen is behoefte ontstaan aan
nadere informatie, om eenduidig en objectief te kunnen vaststellen, in welke situaties het treffen
van constructieve maatregelen aan de betreffende vloeren noodzakelijk is om onveilige situaties te
voorkomen; of positief benaderd, om te kunnen beoordelen welke vloeren vanuit constructieve over -
wegingen niet behoeven te worden hersteld, zodat geen onnodige kosten worden gemaakt.
In de voorliggende Aanbeveling worden eisen gesteld aan:
? de wijze van inspecteren van begane grondvloeren van individuele woninge\
n;
? het interpreteren van de inspectieresultaten en het opstellen van een ad\
vies;
? het zonodig constructief beoordelen van de betreffende vloeren;
? de mogelijk uit te voeren maatregelen, waarbij de belangrijkste eigensch\
appen van deze maat -
regelen zijn vastgelegd.
De eisen aan het uitvoeren van maatregelen hebben betrekking op vloeren,\
waarvoor constructieve
maatregelen noodzakelijk worden geacht.
Deze onderwerpen zijn uitgewerkt in analogie met en voor zover mogelijk \
gerelateerd aan CUR-Aan -
beveling 72 (Inspectie) en CUR-publicatie 172.
In het bijzonder wordt vermeld dat, in afwijking van de gangbare opzet v\
an een CUR-Aanbeveling,
specifiek aandacht is gegeven aan het (gedeeltelijk) gebruiken van de Aanbeveling door particuliere
eigenaren van de vloeren. Dit heeft geresulteerd in:
? het opnemen van een "Oriënterende schouwing" in een op zich zelf staand hoofdstuk
(hoofdstuk 5), waarin de beoordeling is omschreven die desgewenst door\
de bewoner
(consument) zelf kan worden uitgevoerd;
? het toevoegen van bijlage E, waarin enkele "Herstelmethoden en preventieve maatregelen" zijn
omschreven.
CUR-Aanbeveling 79 is opgesteld door CUR-voorschriftencommissie 63 "I\
nspectie en herstel
Kwaaitaal en Manta vloeren". Op het moment van verschijnen van deze Aanbeveling was de samen -
stelling van de commissie als volgt:
prof.ir. W.R. de Sitter (voorzitter), ing. S.J. Eijgenraam (secretaris), ing. M. de Jonker (rapporteur), mr. P.L.
Alers, ing. T. Balster, ir. H. Borsje, ing. A.A.M. Koëter, ir. P.C. Nuiten, mw. ir. M.T. Oortwijn, ir. D. Stoelhorst,
mw. J. Verbeek, ir. W.J.M. Welling, H. Verkes (corresponderend lid), ir. J.M.H.J. Smit (coördinator) en
W. Buist (mentor).Met betrekking tot de teksten voor het beoordelen van\
de constructieve veiligheid
heeft ing. A. de Vries een belangrijke ondersteunende bijdrage aan het samenstellen van de Aanbe -
veling geleverd.
De werkzaamheden van de voorschriftencommissie zijn voorbereid door een \
werkgroep met de
volgende samenstelling:
prof.ir. W.R. de Sitter (voorzitter), ing. M. de Jonker (rapporteur), dr. R.F.M. Bakker, ing. D.D. de Jong, ir.
P.C. Nuiten, ir. J.M.H.J. Smit (coördinator) en W. Buist (mentor).
De Aanbeveling is goedgekeurd door de Algemene Voorschriftencommissie "Beton" en wordt onder -
steund door NEN/CUR-commissie 353 039/VC 12 "Beton" en door NEN/CUR-commissie 351 001 09/
VC 20 "TGB-Betonconstructies".
7
Onderwerp en toepassingsgebied 1
1 .1 Onderwerp
Deze Aanbeveling geeft procedures, regels en eisen voor het beoordelen v\
an de onderzijde van
begane grondvloeren, samengesteld uit Kwaaitaal en Manta elementen. Naast het inspecteren van de
vloeren, beschrijft deze aanbeveling ook het adviseren ten aanzien van c\
onstructieve maatregelen en
het uitvoeren van constructieve en preventieve maatregelen aan deze vloe\
ren.
Een deel van deze in de Nederlandse bouw toegepaste betonnen Kwaaitaal en Manta vloerelementen
vertoont (constructieve) schade in de vorm van wapeningscorrosie, door aanwezigheid van
concentraties van chloriden. Door deze corrosie zal de draagkracht van d\
e elementen verminderen en
kan zodoende de constructieve veiligheid worden bedreigd. Met de informa\
tie opgenomen in deze
Aanbeveling is het mogelijk de vraag te beantwoorden of, en zo ja welke, constructieve maatregelen
aan een betreffende vloer moeten worden getroffen. Dit impliceert da\
t ook kan worden vastgesteld
wanneer geen constructieve maatregelen noodzakelijk zijn. Voor deze situatie is aangegeven op
welke wijze preventieve maatregelen kunnen bijdragen aan het wegnemen van on\
zekerheden over
de onderhoudstoestand van de vloer.
1.2 Toepassingsgebied
Deze Aanbeveling is specifiek opgesteld voor Kwaaitaal en Manta begane grondvloeren in construc -
ties die vallen onder de in NEN 8700 beschreven gevolgklasse CC1b en kan\
als basis worden gehan -
teerd bij het formuleren van opdrachten tot het inspecteren, onderzoeken, adviseren en / of herstellen
van de onderzijde van deze elementvloeren.
Toelichting
Constructies die vallen onder de in NEN 8700 beschreven gevolgklasse CC1\
b zijn bijvoorbeeld
constructies van woningen. De bovenzijde van de vloeren kan veelal niet \
worden beoordeeld,
bijvoorbeeld door aanwezigheid van een vloerafwerking. Omdat scheuren aa\
n de bovenzijde
zich kunnen beperken tot de dekvloer en niet aanwezig zijn in de dragende elementen, geeft\
inspectie vanaf de bovenzijde van de vloer geen informatie over de constructieve veiligheid, de
functionaliteit en de duurzaamheid van de draagvloer.
De te onderscheiden wijzen van inspecteren en onderzoeken van de vloeren, het interpreteren van
de hierbij verkregen resultaten en het vaststellen of en om welke redenen maatregelen aan de onder -
zijde van de vloer moeten worden uitgevoerd, zijn omschreven.
Voor constructieve maatregelen aan de vloeren zijn algemene eisen aan pre\
statie en duurzaam -
heid omschreven, waaraan bij het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aant\
oonbaar moet worden
voldaan. Specifieke eisen aan de uitvoering zijn niet opgenomen, omdat deze eisen per maat\
regel,
leverancier of uitvoerend bedrijf kunnen verschillen.
Bij het beoordelen van de vloeren kunnen, naast chloride geïnitieerde\
schade, ook andere vormen
van gebreken worden aangetroffen (bijvoorbeeld als gevolg van productie- of mon\
tagefactoren en
carbonatatie van het beton). Constructief herstel van deze andere vorme\
n van gebreken behoort niet
tot het toepassingsgebied van deze CUR-Aanbeveling.
8
De omschreven eisen aan het inspecteren, onderzoeken, adviseren en uitvoeren van maatregelen
aan de vloeren kunnen ook worden gehanteerd bij het beoordelen van bijvo\
orbeeld:
? vloeren op verdiepingen van woningen met deze vloerelementen;
? andere typen vloerelementen met soortgelijke karakteristieke schaden.
In deze situaties kunnen echter niet de in deze Aanbeveling opgenomen vu\
istregels voor het con -
structief beoordelen van de vloeren worden gehanteerd. In geval van scha\
de moet dan ook een
nadere constructieve beoordeling plaatsvinden.
Deze Aanbeveling behandelt het technisch en / of constructief beoordelen\
van de vloeren en heeft
geen betrekking op het beoordelen van andere eigenschappen van een vloer\
, zoals bijvoorbeeld de
gasdichtheid, de thermische isolatiewaarde of de vloeistofdichtheid.
9
Termen en definities 2
2 .1 Oriënterende schouwing
Het met het blote oog, eventueel aangevuld met een optisch hulpmiddel, v\
aststellen van de toestand
van de constructie.
2.2 Inspectie
Een visuele beoordeling, aangevuld met een interpretatie van de waarnemi\
ngen, als onderdeel van
een onderzoek.
2.3 Onderzoek
Het technisch en / of constructief beoordelen van de constructie, ofwel onderdelen daarvan, al dan
niet ondersteund door het uitvoeren van metingen.
2.4 Onvolkomenheid
Een beschadiging of aantasting van het beton aan de onderzijde van de vl\
oer, waardoor de
functionaliteit c.q. de draagkracht niet wordt bedreigd. Voorbeelden zijn:
? Productiefouten, zoals luchtinsluitingen, slechte verdichting of te geri\
nge betondekking.
? Transport- / montageschade, scheuren in de breedterichting of afgebroken hoeken van
de elementen.
? Beschadigingen in de vloer, bijvoorbeeld door het aanbrengen van doorvoerleidingen.
? Lichte en geringe wapeningscorrosie in de betonnen vloer(elementen).
2.5 Schade
Een aantasting van het wapeningsstaal door corrosie, waardoor de functionaliteit c.q. de draagkracht
van de vloer of enkele vloerelementen wordt bedreigd, zodat constructief herstel noodzakelijk is.
2.6 Schademechanisme
Een mechanisme dat heeft geleid, dan wel in de toekomst kan leiden tot schade.
10
2 .7 Diagnose
Vaststellen van de oorzaak van de onvolkomenheden en / of schade en het voor de onvolkomenhe -
den analyseren van de kans op schade aan de vloer op termijn.
2.8 Maatregelen
Het uitvoeren van constructieve herstelwerkzaamheden, het treffen van \
preventieve voorzieningen of
het systematisch en periodiek volgen van de ontwikkelingen in de onderhoudstoestand (monitoren).
2.9 Monitoren
Het op systematische wijze uitvoeren van periodieke inspecties om daarmee de ontwikkeling in de
onderhoudstoestand (onvolkomenheden / schaden) te volgen.
2.10 Duurzaamheid
Het vermogen van een materiaal of een constructie(-deel) om, gedurende\
de beoogde levensduur,
hun functie te vervullen onder de van toepassing zijnde omgevingsconditi\
es in de (kruip)ruimten
en onder de tijdens het ontwerp gehanteerde gebruiksbelastingen. Voor vloeren is hierbij het met
voldoende betrouwbaarheid leveren van de in het kader van constructieve \
veiligheid vereiste functio -
naliteit, gedurende de in de regelgeving vastgelegde referentieperiode, het belangrijkste aspect.
Duurzaamheid in de zin van energiegebruik, hergebruik van materialen en \
milieu-effecten is geen
onderwerp van deze Aanbeveling.
11
Niveaus van beoordelen 3
De wijze van beoordelen van een vloer moet vooraf worden overeengekomen, moet worden
afgestemd op het beoogde doel en moet leiden tot een gerechtvaardigd ver\
trouwen van de opdracht -
gever (veelal tevens eigenaar van de vloer) in de beoordelingsresultat\
en. Het is mogelijk verschillende
wijzen van beoordelen gelijktijdig te laten uitvoeren. Afhankelijk van het doel van de beoordeling
worden de volgende klassen onderscheiden (zie ook figuur 1):
? Klasse 1: Oriënterende schouwing.
? Klasse 2: Technisch onderzoek.
? Klasse 3: Constructief onderzoek.
Toelichting
Om uiteenlopende redenen kan de eigenaar van de vloer het noodzakelijk achten om de
toestand van een vloer te (laten) beoordelen. De algemene publicaties \
over de problematiek
van de vloeren kunnen hiertoe aanleiding zijn. Bij voorgenomen verkoop van een woning kan
het gewenst zijn vast te stellen welk vloertype aanwezig is en / of onvo\
lkomenheden, dan
wel schade aan de onderzijde van verdachte vloerelementen aanwezig zijn, en / of welke
kosten aan constructief herstel verbonden zijn. Ook kan het, bijvoorbeeld\
ter voorbereiding op
verbouwingen, noodzakelijk zijn de constructieve veiligheid van de vloer aan te tonen.
Figuur 1
12
3 .1 Klasse 1: Oriënterende schouwing
Deze beoordeling bestaat uit het visueel vaststellen of een Kwaaitaal of Manta vloer aanwezig is en
het beoordelen of zich aan de onderzijde van de vloerelementen enige vor\
m van onvolkomenheden
aftekent.
Een oriënterende schouwing betreft een "eerste verkenning" van de vloer, waarbij de omvang van de
geconstateerde onvolkomenheden niet gedetailleerd wordt vastgesteld. Indien de schouwing geen\
onderdeel is van een technisch en / of constructief onderzoek, resulteer\
t de oriënterende schouwing
uitsluitend in een schriftelijk verslag, wanneer dit is overeengekomen. Dit verslag vermeldt het
aanwezige vloertype, een antwoord op de vraag of er onvolkomenheden zijn waargenomen en of er
verdere acties moeten worden ondernomen.
Toelichting
Constructieve veiligheid / zekerheid kan altijd worden verkregen door, zonder technisch of con -
structief onderzoek, een vloer geheel constructief te herstellen. Het be\
treft echter de meest
kostbare maatregel, terwijl deze vorm van herstel niet in alle woningen n\
oodzakelijk is. Omdat
de kosten verbonden aan onderzoek gering zijn ten opzichte van het geheel constructief her -
stellen van een vloer, is door het investeren in de voorbereiding veelal een kostenbesparing te
realiseren in de te treffen maatregel. Ook kan onderzoek aan een vloer\
met veel onvolkomen -
heden, maar weinig schade, resulteren in de conclusie dat geen constructieve maatregelen
noodzakelijk zijn.
3.2 Klasse 2: Technisch onderzoek
Bij een technisch onderzoek worden, aanvullend op de oriënterende sch\
ouwing, de volgende werk -
zaamheden onderscheiden:
? Uitvoeren van een gedetailleerde inspectie aan de onderzijde van de vloe\
r.
? Vastleggen van de waarnemingen en de onvolkomenheden (kwalitatief en kwantitatief ) per rib van
alle vloerelementen op een inspectietekening.
? Analyseren van de inspectieresultaten. Aan de hand van algemene construc\
tieve beoordelingscri -
teria voor Kwaaitaal vloeren (bijlage B), respectievelijk Manta vloeren (bijlage \
C) in woningen wordt
vastgesteld welke onvolkomenheden als schade moeten worden aangemerkt.
? Opstellen van een advies, waarbij wordt gemotiveerd en vastgelegd of, en zo ja:
- welke constructieve maatregelen noodzakelijk en geschikt zijn;
- om welke reden een constructief onderzoek (klasse 3) gewenst of noodzakelijk is.
Wanneer geen constructief onderzoek is overeengekomen resulteert het technisch onderzoek in
een rapportage waarin de inspectieresultaten zijn weergegeven en waarin \
de analyse, het advies tot
herstelwerkzaamheden en (in indien met de opdrachtgever overeengekomen) de kostenraming voor
constructieve maatregelen is vastgelegd.
Toelichting
Indien een opdracht voor het verrichten van technisch onderzoek wordt ui\
tgevoerd door een
aannemingsbedrijf, zal het advies worden gerelateerd aan een door dat bedrijf gevoerde
herstelmethode. In plaats van een kostenraming kan in deze situatie meteen een offerte voor
uitvoering worden verstrekt.
Wanneer de opdracht tot technisch onderzoek wordt uitgevoerd door een adv\
iesbureau, mag
worden verwacht dat een voorstel tot constructieve maatregelen het resul\
taat is van een
objectieve beoordeling van de mogelijke herstelmethoden. Dit resulteert in een keuze voor
die methode die het meest geschikt is voor de betreffende vloer en die\
is afgestemd op de
wensen van de opdrachtgever.
13
3.3 Klasse 3: Constructief onderzoek
Bij een constructief onderzoek worden, aanvullend op het technisch onder\
zoek, de volgende werk -
zaamheden onderscheiden:
? Specifiek beoordelen van enkele constructieve details aan de onderzijde van de vloeren, op
aanwijzing van een constructeur.
? Vaststellen of met bijzondere krachtoverdrachtsmechanismen (boogwerking,\
randwerking) kan
worden gerekend (wanneer dit door de opdrachtgever gewenst wordt).
? Toetsen van de constructieve veiligheid van de betreffende vloer volgen\
s het niveau voor
bestaande bouw volgens NEN 8700.
? Als resultaat van het constructief onderzoek worden in een rapport alle \
onderzoeks- en analyse -
resultaten vastgelegd, wordt de constructieve veiligheid eenduidig omsch\
reven en worden op
basis hiervan eventueel noodzakelijke constructieve herstelmaatregelen vastgesteld.
Toelichting
Constructief onderzoek kan noodzakelijk zijn indien op verzoek van de gemeentelijke dienst
Bouw- en woningtoezicht moet worden aangetoond dat de constructieve veiligheid is gewaar -
borgd. Publiekrechtelijk moet de sterkte van bestaande constructies vold\
oen aan hetgeen
is gesteld in paragraaf 2.1.2 van het Bouwbesluit 2012. De feitelijke toets van de sterkte van
bestaande constructies is verder beschreven in NEN 8700. Het vereiste niveau voor bestaande
bouw is in NEN 8700 beschreven als het afkeurniveau.
Constructief onderzoek is onder andere noodzakelijk in situaties waarin de eigenaar van de
vloer overweegt om bij aanwezigheid van schade geen reparaties te laten \
uitvoeren, maar in
plaats daarvan wil nagaan of gebruik kan worden gemaakt van eventuele ve\
rborgen veilig-
heden in de vloerconstructie. In die situatie kan het wenselijk zijn om vanuit privaatrechtelijke
overwegingen bij de toets een hoger veiligheidsniveau aan te houden dan \
dat voor bestaande
bouwconstructies. Daarbij wordt namelijk uitgegaan van een restlevensduur van slechts 1 jaar.
Met de opdrachtgever zou afgesproken kunnen worden om in deze situatie ten minste van het
in NEN 8700 voor verbouw beschreven niveau uit te gaan.
14
15
Klasse 1: Oriënterende schouwing 4
4 .1 Algemeen (schouwing)
4.1.1 Veiligheidsmaatregelen
Afgeleid van de vigerende eisen moeten bij de oriënterende schouwing v\
eiligheidsmaatregelen
worden getroffen. De belangrijkste veiligheidseisen zijn:
? Niet schouwen wanneer een verdachte geur in de kruipruimte wordt waargen\
omen.
? Zorgdragen voor permanente toevoer van verse lucht.
? Maximale afstand tussen beoordelaar en kruipluik: 5 m 1. Bij een grotere afstand moeten de
veiligheidsmaatregelen overeenkomstig 5.2.2 worden aangehouden.
? Niet beoordelen indien zich in de kruipruimte een laag vrij water bevind\
t.
? Voor verlichting van de ruimte uitsluitend gebruik maken van laagspanning
(wisselspanning < 50 V / gelijkspanning < 120 V).
4.1.2 Classificatie beoordelaar
Voor het uitvoeren van een oriënterende schouwing worden geen opleidin\
gseisen gesteld. In
algemene zin geldt dat het functioneel is indien de beoordelaar bouwkund\
ig inzicht in vloertypen en
kennis van de onvolkomenheden aan de vloeren heeft.
Toelichting
Een oriënterende schouwing is met name bedoeld als een eerste verkenning van de vloer,
die in principe door een ieder kan worden uitgevoerd. Dit impliceert dat\
aan een oriënterende
schouwing geen status kan worden toegekend voor zaken met bijvoorbeeld een constructief,
notarieel, juridisch of fiscaal karakter.
4.1.3 Garanties en aansprakelijkheid
Het uitvoeren van een oriënterende schouwing geldt als een inspanning\
sverplichting. De hierbij
gedane uitspraken leiden, door de beperktheid van de beoordeling, niet tot een te garan\
deren
resultaat.
16
4.2 De schouwing
4.2.1 Vaststellen vloertype
Door het visueel beoordelen van de onderzijde van de vloeren moet worden\
vastgesteld of een
Kwaaitaal of Manta vloer is toegepast, dan wel een ander vloertype aanwez\
ig is.
Toelichting
De Kwaaitaal en Manta vloeren zijn herkenbaar aan hun specifieke vorm.
Het komt voor dat vloerelementen van Flevobeton B.V. als Kwaaitaal vloeren worden aange -
merkt. Bij deze vloerelementen is volgens onderzoek van TNO (zie Cement\
88-8) geen calci -
umchloride als verhardingsversneller toegepast. Chloride geïnitieerde\
corrosie is bij dit type
vloeren ook niet aangetroffen.
4.2.2 Vaststellen of zich onvolkomenheden aan de onderzijde van de vloer
aftekenen
Door een visuele schouwing vanuit de kruipruimte moet worden vastgesteld\
of zich aan de onderzijde
van de vloer c.q. de vloerelementen onvolkomenheden aftekenen. Indien overeengekomen, moeten
bijzonderheden die tijdens de schouwing worden aangetroffen schrifteli\
jk worden vastgelegd.
Toelichting
Wanneer de vloer aan de onderzijde is geïsoleerd en / of reparatiewerk\
zaamheden zijn uitge -
voerd kan niet worden volstaan met een oriënterende schouwing, omdat:\
? het isolatiemateriaal moet worden verwijderd;
? de functionaliteit van uitgevoerde reparaties moet worden beoordeeld.
4.3 Analyse waarnemingen en advies
Een oriënterende schouwing resulteert, uitsluitend indien de opdracht\
gever hierom voorafgaand aan
de schouwing heeft verzocht, in een schriftelijke vastlegging van de waarnemingen en een advies
over eventuele vervolgacties.
Op basis van de oriënterende schouwing zijn de volgende situaties mog\
elijk:
? Wanneer geen Kwaaitaal of Manta vloeren aanwezig zijn, is deze Aanbeveling niet van to\
epassing
en kan deze niet worden gehanteerd bij eventueel noodzakelijke constructieve beschouwingen.
? Indien geen onvolkomenheden aanwezig zijn, betreft het geen probleemvloer en kan worden aa\
n -
bevolen de toestand van de vloer te monitoren.
? Als onvolkomenheden zijn aangetroffen moet worden geadviseerd om ten minste:
- een technisch onderzoek te laten uitvoeren, om vast te stellen of er spr\
ake is van schade, of
- constructieve maatregelen te treffen.
Toelichting
Het direct uitvoeren van constructieve maatregelen is een optie, indien in korte tijd discus -
sies over de constructieve veiligheid moeten worden afgerond. In vele situaties zal de prijs-
prestatieverhouding dan echter niet in overeenstemming zijn met de feite\
lijke toestand van de
vloeren. Om de optimale maatregel af te stemmen met de onderhoudstoestan\
d van de vloer is
ten minste een technisch onderzoek noodzakelijk.
17
4.4 Verslag
Wanneer het opstellen van een verslag is overeengekomen, moet, naast de algemene informatie,
worden vastgelegd:
? welk type vloer is aangetroffen;
? of er onvolkomenheden aan de vloerelementen zijn waargenomen;
? een analyse van de waarnemingen en, indien onvolkomenheden zijn aangetroffen, een advies.
18
19
Onderzoek: 5
algemene eisen & bepalingen
5 .1 Vooraf vast te leggen gegevens
Voorafgaand aan het uitvoeren van de beoordeling van de vloeren moet tuss\
en opdrachtgever en de
beoordelende instantie zijn overeengekomen en schriftelijk zijn vastgelegd:
? De klasse(n) van beoordelen (hoofdstuk 4).
? De objectiviteit van de inspecteur / onderzoeker (zie 5.1.1).
? De deskundigheid / classificatie van de beoordelaars (zie 5.1.2).
? Algemene informatie door de opdrachtgever (zie 5.1.3).
? Informatie door de beoordelende instantie (zie 5.1.4).
? Eventueel toepassen van alternatieve methoden van beoordelen (zie 5.1.5).
? De garanties en aansprakelijkheden (zie 5.1.6).
5.1.1 Objectiviteit
Bij het opstellen van een hersteladvies moet een objectieve beoordeling \
worden gegeven. Indien de
inspecterende partij commercieel belang heeft bij uitvoering van éé\
n of meer oplossingsmethoden,
moet dit voorafgaand aan de opdrachtverlening door de inspecterende part\
ij aan de opdrachtgever
expliciet kenbaar worden gemaakt.
5.1.2 Deskundigheid / classificatie beoordelaars
De deskundigheid en ervaring van de beoordelende partij (voornamelijk a\
annemingsbedrijven, onder -
zoeksinstanties en adviesbureaus) moet tevoren aan de opdrachtgever sch\
riftelijk kenbaar worden
gemaakt, aan de hand van referenties en persoonlijke kwalificaties van de inspecteur(s). Voor het
beoordelen van de vloeren worden de volgende eisen gesteld:
Technisch onderzoek
Het technisch onderzoek moet worden verricht door een deskundige. Hierbij kan onder leiding van
een deskundige de inspectie worden verricht door een beoordelaar met aan\
toonbaar inzicht in vloer -
typen en kennis van de onvolkomenheden aan de vloeren.
Toelichting
Een deskundige is iemand die in het bezit is van het diploma Betononderh\
oudskundige van de
Betonvereniging en die minimaal twee jaar relevante ervaring heeft, ofwe\
l een gelijkwaardig
niveau qua kennis en ervaring.
Constructief onderzoek
Voor het constructief onderzoek geldt, naast de eisen voor het technisch \
onderzoek, dat de construc -
tieve berekeningen moeten worden verricht door een betonconstructeur.
20
Toelichting
Een betonconstructeur is iemand die in het bezit is van het diploma Constructeur van de Beton -
vereniging of een HTI betonconstructeursopleiding, ofwel een gelijkwaard\
ig niveau qua kennis
en ervaring.
5.1.3 Algemene informatie door opdrachtgever
De opdrachtgever moet, voor zover mogelijk en op verzoek van de beoordel\
ende instantie, de
volgende informatie verstrekken:
? welke vloer(en) of onderdelen daarvan moeten worden beoordeeld;
? het doel en het beoogde resultaat van de opdrachtgever;
? informatie / documenten (tekeningen / rapporten) die beschikbaar zijn over de vloeren;
Toelichting
Ter voorbereiding op een beoordeling is het van belang inzicht te hebben in de vloerconstruc -
tie. Dit kan onder meer betrekking hebben op de tekeningen en berekeningen over de opbouw
van de constructie en op gegevens omtrent in het verleden uitgevoerde be\
oordelingen of
onderhoudswerkzaamheden.
? op welke wijze de onderzijde van de vloeren bereikbaar en toegankelijk is;
? wie maatregelen zal / moet treffen om de kruipruimte toegankelijk te maken;
? of graafwerkzaamheden aan de buitenzijde van de woning zijn toegestaan;
? welke beperkingen ten aanzien van de werktijden moeten worden aangehouden;
? of het beschadigen door afkloppen en verwijderen van de betondekking o\
f onderdelen van de
vloer voor onderzoek is toegestaan;
? of alternatieve methoden van onderzoek (zie 5.1.5) zijn toegestaan;
? specifieke eisen of wensen van de opdrachtgever met betrekking tot het op te stel\
len advies en
de eventueel uit te voeren maatregelen.
5.1.4 Informatie door beoordelende instantie
Al dan niet als resultaat van een vooronderzoek, bevestigt de beoordelen\
de instantie, voorafgaand
aan de feitelijke beoordeling, schriftelijk aan de opdrachtgever:
? het aantal compartimenten waaruit de kruipruimte onder de vloer(en) be\
staat;
? welke vloer(en) of gedeelten niet kunnen worden beoordeeld;
? welke maatregelen door de beoordelende instantie worden getroffen om de kr\
uipruimte toe -
gankelijk te maken voor het beoordelen van de onderzijde van de vloeren;
? welk hulpmaterieel wordt ingezet bij het toegankelijk maken van de kruipruimten, het beoorde -
len van en / of het uitvoeren van herstelwerkzaamheden aan de vloeren;
? welke noodzakelijke veiligheidsmaatregelen moeten worden getroffen;
? wat eventuele beperkingen voor het gebruik van de vloer zijn, tijdens de\
beoordeling en het
uitvoeren van herstelwerkzaamheden;
? of het opstellen van een raming van de kosten van constructieve herstelwerkzaamheden op
basis van gangbare technieken, onderdeel uitmaakt van de werkzaamheden.
Toelichting
In de bouwpraktijk blijken zich verschillende beperkingen voor te doen met betrekking tot
de toegankelijkheid van kruipruimten en het beoordelen van de vloer. Daarbij moet worden
gedacht aan de volgende bijzonderheden:
21
? kruipluiken in de vloer(en) ontbreken of zijn niet te openen (weggewerkt onder vaste vloer -
bedekking, parket, tegelafwerking);
? kruipluiken en / of kruipgaten in funderingsbalken en / of ondergravingen onder funderings -
balken door, zijn niet te betreden (doorgang minimaal 0,40 x 0,60 m 2 );
? de samenstelling van de grond in de kruipruimte en / of de grondwatersta\
nd verhindert het
ondergraven van funderingsbalken;
? in de kruipruimte bevindt zich een laag water of afval, of hierin is ong\
edierte aanwezig;
? de vrije hoogte tussen de vloer en de kruipruimtebodem is te gering, of \
de toe- of doorgang
in de ruimte wordt belemmerd door aanwezigheid van (bouw)afval of leidingen. De minimale
hoogte van de doorgang moet 0,45 m 1 zijn;
? de onderzijde van de vloeren is afgewerkt met isolatiemateriaal;
? in de kruipruimte is een verdachte geur als gevolg van een gaslek of lek\
kende riolering
aanwezig.
5.1.5 Alternatieve methoden van beoordelen
Wanneer de onderzijde van de vloeren niet of moeilijk toegankelijk is en / of het toegankelijk maken,
vanwege op dat moment onaanvaardbare consequenties voor de opdrachtgever\
/ gebruiker niet
gewenst is, kan worden overeengekomen om andere methoden van beoordelen toe te passen. De
beoordelende instantie moet de beperkingen van deze wijze van beoordelen\
schriftelijk kenbaar
maken aan de opdrachtgever, waarbij wordt vastgelegd in welke mate de beoordelingsresultaten
aansluiten op het doel van de opdrachtgever.
Toelichting
Voorbeelden van andere methoden van beoordelen zijn:
? Visuele beoordeling van de onderzijde van de vloer door middel van endoscopie, via
geboorde gaten (ø15 à ø30 mm) in de vloer, of in de funderingsbalken / gemetselde muren
vanuit naastgelegen kruipruimten.
? Schouwing met een op afstand bedienbare camera, die in de ruimte onder d\
e te onder-
zoeken vloer wordt gebracht.
Bij deze wijze van beoordelen is het mogelijk om vast te stellen of er z\
ich in de waarge-
nomen gebieden (per boorgat maximaal 1 m 2 ) onvolkomenheden aftekenen. Doorgaans kan
op deze wijze slechts op een beperkt aantal plaatsen worden gekeken, waardoor ook slechts
in beperkte mate inzicht wordt verkregen in de ernst en omvang van de on\
volkomenheden
aan de vloerelementen. Dit impliceert een hoger risiconiveau, waardoor d\
eze wijze van beoor -
delen moet worden beschouwd als een oriënterende schouwing. Het is aa\
n de beoordelende
instantie om op basis van de waarnemingen conclusies te trekken.
5.1.6 Garanties en aansprakelijkheden
Voor het uitvoeren van een technisch of constructief onderzoek wordt aanb\
evolen om tussen de
opdrachtgever en de beoordelende instantie de vigerende versie van "D\
e Nieuwe Regeling" (DNR)
van toepassing te verklaren. De garanties en de aansprakelijkheid van de adviserende partij zijn in
deze regeling vastgelegd.
Voor de juistheid van opgestelde kostenramingen kunnen geen garanties worden afgegeven, zolang
deze niet worden ondersteund door offertes van uitvoerende bedrijven.
22
5.2 Algemeen (onderzoek)
5.2.1 Bereikbaar maken kruipruimten
Als de opdrachtgever zorgt voor het toegankelijk maken van de kruipruimten, controleert de beoor -
delende instantie de bereikbaarheid van de onderzijde van de vloeren, al\
vorens te beginnen met
de beoordeling. Wanneer de te inspecteren oppervlakken niet bereikbaar zijn wordt de beoordeling
direct beëindigd.
Indien is overeengekomen dat de beoordelende instantie het bereikbaar maken van de kruipruimten
verzorgt, worden de hiervoor noodzakelijke werkzaamheden voorafgaand aan de beoordeling van de
vloeroppervlakken uitgevoerd.
5.2.2 Veiligheidsmaatregelen
Overeenkomstig de vigerende eisen (zie ook bijlage A), worden door de beoordel\
ende instantie vei -
ligheidsmaatregelen getroffen.
De belangrijkste veiligheidseisen zijn:
? Uitvoeren van een gasanalyse, in situaties waar een verdachte geur in de kruipruimte wordt
waargenomen.
? Zorgdragen voor permanente toevoer van verse lucht.
? Niet beoordelen indien zich in de kruipruimte een laag vrij water bevind\
t.
? Voor verlichting van de ruimte uitsluitend gebruik maken van laagspanning (wisselspanning <
50 V / gelijkspanning < 120 V).
? Zorgdragen voor permanent contact tussen de beoordelaar in de kruipruimt\
e en de aanwezig -
heid van een assistent nabij het kruipluik c.q. de buitenlucht.
5.2.3 Melden gevaarlijke situaties
Onvolkomenheden waarvan wordt vermoed dat deze direct invloed hebben op het dr\
aagvermogen
van de vloer (schade) en / of gevaar opleveren voor gebruikers, moeten direct worden gemeld bij de
opdrachtgever. De beoordelende instantie moet deze melding schriftelijk bevestigen.
5.3 Wijze van beschrijven onvolkomenheden
5.3.1 Roestvlekken
Op de inspectietekening moet per rib het aantal roestplekken worden aangegeven.
Bij een beoordeling van de roestplekken moet aanvullend worden vastgesteld of de roestplekken
betrekking hebben op de hoofdwapening of afkomstig zijn van de verdeelwapening en / of in het
oppervlak aanwezige binddraadjes.
23
5.3.2 Scheuren
Op de inspectietekening moet per rib het aantal scheuren worden aangegeven.
Bij een beoordeling van de scheuren moet aanvullend worden omschreven:
? de oriëntatie van de scheuren (evenwijdig aan of dwars op de lengter\
ichting);
? of de scheuren zich bevinden ter plaatse van de wapening;
? of buigtrekscheuren aanwezig zijn nabij de opleggingen en /of het midden\
van de vloer.
5.3.3 Scholvorming
Op de inspectietekening moet per rib het aantal en de plaats van loszittende, dan wel van het
vloerelement afgevallen, schollen beton worden aangegeven.
Bij een beoordeling van de schollen moet aanvullend worden omschreven:
? of de schollen zich bevinden ter plaatse van de wapening;
? of de schollen bestaan uit een afwijkend materiaal, bijvoorbeeld reparatiemortel.
Toelichting
Het eventueel plaatselijk verwijderen van de (afgedrukte) betonscholle\
n, om bijvoorbeeld het
wapeningsstaal te beoordelen, moet met de opdrachtgever vooraf zijn over\
eengekomen. Als
dit niet is overeengekomen, is verwijderen niet toegestaan.
5.3.4 Classificatiemethode voor onvolkomenheden
Aanvullend op het vastleggen van de onvolkomenheden zoals aangegeven in 5.3.1 tot en met 5.3.3,
kunnen de onvolkomenheden worden geclassificeerd volgens het systeem dat is weergegeve\
n in
tabel 1. Volgens dit systeem moet van elk vloerelement per rib, of per te onderscheiden gedeelte
van een rib, de aard en verdeling van aanwezige onvolkomenheden worden vastgesteld. De met de
beoordeling overeenstemmende classificatie volgens tabel 1 (1 tot en \
met 9) moet in dat geval op de
inspectietekeningen worden vastgelegd.
Tabel 1 Classificatie van aantastingen per (deel van een) rib
Classificatie (chloride-)aantastingen: Voorkomen onvolkomenheden per beoordeelde riblengte
Plaatselijk (50%)
Beginstadium , Roestvlekken op het oppervlak. 1 2 3
Gevorderd , Lichte scheurvorming
en / of betondekking plaatselijk los
4 5 6
Eindstadium , Zware scheurvorming
en betondekking los / weg
7 8 9
24
5.4 Beschrijven van bijzonderheden
5.4.1 Beoordeling wapening
In situaties waar de betondekking:
? is verdwenen c.q. de wapening blootligt (bijvoorbeeld bij classificaties 7 - 9, conform tabel 1), en
? is gescheurd c.q. plaatselijk is losgedrukt (classificatie 4 ? 6, conform tabel 1\
) en onder voor -
waarde dat met de opdrachtgever overeenstemming is bereikt over het plaa\
tselijk verwijderen
van de betondekking,
moet op een representatief aantal plaatsen worden bepaald:
? De (oorspronkelijke) staafkenmiddellijn en het oppervlak van de wapening: glad of geribd.
? Of de corrosie van het wapeningsstaal in hoofdzaak een gevolg is van chl\
oride geïnitieerde
(put-)corrosie of van carbonatatie in combinatie met geringe betondekk\
ing en / of een slechte
betonkwaliteit (egale roestvorming).
? Het resterende staaloppervlak (mm 2 ) van de doorsnede van de hoofdwapening (in doorsnede,
oppervlakte en plaats) aan de onderzijde van de vloerelementen. De rest\
erende diameter van
de staaf moet in ten minste twee richtingen worden gemeten, bij voorkeur met een schuifmaat.
5.4.2 Overige bijzonderheden
Andere bijzonderheden die verband hebben met de kwaliteit en duurzaamhei\
d van de vloerelemen -
ten moeten:
? op de inspectietekeningen worden vastgelegd (de locatie);
? in het rapport worden beschreven, zo mogelijk met vermelding van de freq\
uentie en / of de
afmetingen waarin de bijzonderheden zijn aangetroffen.
Bijzonderheden waarmee in dit verband rekening moeten worden gehouden zijn:
? De opbouw en ouderdom van de vloerconstructie.
? De expositieomstandigheden / omgevingscondities in de kruipruimte.
? Mechanische beschadigingen door bijvoorbeeld:
- het laten vallen van de elementen tijdens de productie- of de bouwfase;
- het aanbrengen van kruipluiken;
- het boren van gaten voor de doorvoeren en het aanbrengen van leidingen.
- Toepassing van grindbeton in plaats van lichtbeton (met name bij Kwaaitaal elementen).
? Aanwezigheid van grindnesten, onvoldoende betondekking en / of grote per\
meabiliteit van het
beton.
? Aanwezigheid van isolatiematerialen en / of uitgevoerde reparatiewerkzaa\
mheden.
5.5 Metingen tijdens onderzoek
Het uitvoeren van metingen naar materiaalkarakteristieken levert geen informatie op die een bijdrage
levert aan de vaststelling of het uitvoeren van constructieve maatregele\
n op korte termijn nood-
zakelijk is. Wel kunnen dergelijke metingen een bijdrage leveren aan het vaststellen van de kans op
voortschrijden van corrosie op termijn.
Wanneer deze metingen naar mening van de beoordelende instantie noodzakelijk zijn om bijvoor -
beeld een specifieke vraag van de opdrachtgever te kunnen beantwoorden, moet dit vooraf exp\
liciet
worden overeengekomen. Kanttekeningen bij mogelijke meetmethoden zijn weergegeven in
bijlage D.
25
Toelichting
Uitgangspunt bij de stelling dat het uitvoeren van metingen geen informa\
tie oplevert is dat,
wanneer visueel geen of slechts een lichte mate van onvolkomenheden aan de vloeren is vast -
gesteld, de kans dat de constructie niet meer veilig is verwaarloosbaar \
is. Dit uitgangspunt
geldt voor gelijkblijvende omstandigheden nabij de vloer betreffende v\
ochtgehalte en tem -
peratuur. Indien wijzigingen in deze omstandigheden worden verwacht, kunnen aanv\
ullende
metingen inzicht verschaffen in de vraag of er kans bestaat op (verde\
re) schadeontwikkeling.
5.6 Analyse inspectieresultaten, diagnose en advies ? algemeen
De waarnemingen tijdens de beoordeling moeten worden geanalyseerd / geï\
nterpreteerd, waarna
een diagnose voor de schaderisico's en een advies (prognose) moeten worden opgesteld. De richt-
lijnen voor deze werkzaamheden zijn in 6.2 en 7.2 nader omschreven.
Onafhankelijk van deze richtlijnen gelden de volgende feiten:
? De omvang van onvolkomenheden / schaden varieert per productiecharge. Daarom kan de
onderhoudstoestand per vloergedeelte variëren en mogen / kunnen waarn\
emingen in een
vloergedeelte niet als representatief worden gesteld voor andere vloerge\
deeltes. Het is dan
ook niet mogelijk een uitspraak te doen over de kwaliteit van niet beoor\
deelde vloeren of vloer-
elementen in een woning.
? Een advies wordt gebaseerd op de expositieomstandigheden in het verleden\
en de waar-
nemingen tijdens deze periode (temperatuur / vochtgehalte (condensatie\
), belastingen op
de vloer). Zonder nadere informatie over de expositieomstandigheden moe\
t ervan worden
uitgegaan dat deze omstandigheden in het verleden gelijk zijn gebleven e\
n in de toekomst
gelijk blijven. Een advies verliest dan ook zijn relevantie wanneer de o\
mstandigheden in de
woning en de kruipruimte significant veranderen.
Toelichting
Wijziging van deze condities kan zowel positieve als negatieve effecte\
n hebben. Hierbij moet
ook worden gedacht aan het tussentijds aanbrengen van een vloerverwarmin\
g.
5 .7 Rapportage
De resultaten van de uitgevoerde werkzaamheden moeten worden gerapportee\
rd. Ongeacht het
niveau van beoordelen moet in de rapportage de volgende algemene informa\
tie worden vastgelegd:
? de klasse(n) van beoordelen (hoofdstuk 3);
? welke vloergedeelten zijn geïnspecteerd;
? de door de opdrachtgever beschikbaar gestelde documenten;
? de datum waarop de visuele schouwing of het onderzoek in de kruipruimte \
is uitgevoerd;
? de namen van degenen die de werkzaamheden hebben uitgevoerd.
De overige onderdelen van de rapportage zijn afhankelijk van de klasse(n) van beoordelen.
De richtlijnen voor deze werkzaamheden zijn in 6.3 en 7.3 nader omschreven.
26
27
Klasse 2: Technisch onderzoek 6
Technisch onderzoek is noodzakelijk indien, op basis van de oriënterende schouwing onzekerheid
bestaat over de constructieve veiligheid van (een deel van) de vloer.
6 .1 Inspectie vloeren; eisen en bepalingsmethoden
6.1.1 Opzetten inspectietekening
Door de beoordelaar moet, bij aanwezigheid van een Kwaaitaal of Manta vloer, een inspectietekening
worden opgezet, gebaseerd op de plattegrond van de woning.
Op de inspectietekening moeten worden aangegeven:
? de te onderscheiden kruipruimten;
? de afmetingen van de vloeroppervlakken en het aantal vloerelementen, te nummeren vanaf de
voorgevel of vanaf de rechterzijde ten opzichte van de voorgevel;
? de overspanningslengte van de elementen, aangegeven in centimeters;
? de plaats van passtroken of versterkte stroken, convectorputten, leidingen, afvoeren, luiken, et
cetera.
6.1.2 Vastleggen onvolkomenheden
Van elk vloerelement moet per rib de onvolkomenheden worden vastgelegd zoals omschreven in
paragraaf 5.3.
De afstand tussen het oog van de beoordelaar en het te inspecteren onder\
deel van de vloer mag
maximaal 1 m 1 bedragen. Plaatselijk moet de rib worden afgeklopt met een hamer ter on\
dersteuning
van de visuele beoordeling.
6.1.3 Vastleggen bijzonderheden
Bijzonderheden moeten worden beoordeeld zoals omschreven in 5.4.
Bij het technisch onderzoek moeten aanvullend ook de volgende algemene p\
unten worden vast-
gelegd:
? Specifieke details in de kruipruimte, die relevant zijn voor de uitvoering van maatregelen
aan de vloeren vanuit de kruipruimte, zoals de ligging, verloop en toestand van leidingen in de
kruipruimte.
? Plaats en toestand van de bevestigingspunten van aan de vloerelementen b\
evestigde
constructies.
? Eventuele ontgrondingen en verzakkingen.
? Plaats en functionaliteit van ventilatievoorzieningen in de kruipruimte.
De aanwezige bijzonderheden moeten worden omschreven, waarbij de locatie\
en omvang worden
vastgelegd op de inspectietekeningen.
28
6.1.4 Vastleggen constructieve aspecten
Bij het technisch onderzoek moeten ten minste de volgende constructieve \
aspecten worden
beoordeeld en vastgelegd:
? de wijze van aansluiting / oplegging van de eindelementen op de funderin\
g / gevels;
? de wijze waarop de vloerelementen binnen een vloerveld onderling aanslui\
ten (onderlinge
verbinding, toepassen passtroken);
? bijzondere permanente belastingen, zoals (aanvullend op het ontwerp) b\
ijgeplaatste wanden op
de vloeren en aangebrachte plavuizenvloeren (gewichten schatten);
? bijzondere variabele belastingen, zoals aquaria, zware boekenkasten e.d.
6.2 Analyse inspectieresultaten, diagnose en advies ?
technisch onderzoek
Een analyse van de inspectieresultaten en een diagnose van de constructi\
eve veiligheid van de vloer
aan de hand van algemene constructieve beoordelingscriteria resulteert i\
n een van de volgende
uitspraken:
? er is sprake van (constructieve) schade (6.2.1 en 6.2.2);
? er is op termijn schade te verwachten (6.2.3);
? de vloer kan niet op basis van algemene criteria constructief worden beo\
ordeeld (6.2.4);
? er zijn geen constructieve problemen te verwachten (6.2.5).
6.2.1 Schade Kwaaitaal vloerelementen
Gebaseerd op de classificatiemethode (5.3.4) kan de constructieve ve\
iligheid voor vloeren, samenge -
steld uit Kwaaitaal elementen die voldoen aan de criteria vastgelegd in bijlage B, \
worden beoordeeld
aan de hand van de onderstaande vuistregels.
Er is sprake van schade (gehele vloer of enkele vloerelementen), wanneer bij Kwaaitaal vloerelemen -
ten met een overspanning van maximaal 4 meter:
? bij een beoordeling van zes naast elkaar gelegen ribben (één vloe\
relement heeft twee ribben):
- de gemiddelde afname van het aanwezige wapeningsoppervlak meer dan 15% b\
edraagt, of
- meer dan één van de wapeningsstaven een restdraagvermogen heeft < \
30% (bij vijf intacte
wapeningsstaven mag de zesde staaf geheel zijn doorgeroest);
? bij drie of meer van zes naast elkaar gesitueerde ribben onvolkomenheden met classificatie
7 ? 9 aanwezig zijn (maximaal twee wapeningsstaven mogen tot 70% van\
het oorspronkelijke
staaloppervlak in de doorsnede door roest zijn afgenomen);
? bij onvolkomenheden met classificatie 7 ? 9 (afname staaloppervlak in doorsn\
ede tot maximaal
70%) in een van de twee buitenste vloerelementen van het vloerveld.
Toelichting
Het oppervlak van de doorsnede van rond wapeningsstaal kan worden berekend met de
formule ¼?d 2. Hieruit volgt dat wanneer een staafdiameter (d) is gehalveerd, nog m\
aar 25%
van het oorspronkelijke doorsnedeoppervlak van het wapeningsstaal resteert.
Deze vuistregels kunnen uitsluitend worden gehanteerd, wanneer is vastge\
steld dat de vloer-
elementen binnen het beoordeelde vloerdeel voldoende samenwerken c.q. de optredende krachten
onderling kunnen overdragen.
29
Deze schades wijzen op een onveilige situatie, zodat op korte termijn:
? constructief herstel moet worden uitgevoerd, of
? een constructief onderzoek voor de gegeven belastingsituatie moet worden\
uitgevoerd.
Voor het uitvoeren van constructief herstel kan vervolgens worden nagegaa\
n of met herstel van
enkele vloerelementen kan worden volstaan, of dat constructief herstel van \
de gehele vloer nood-
zakelijk is.
Wanneer de resultaten van de inspectie op een andere wijze worden vastgel\
egd, moet een
constructief onderzoek worden uitgevoerd.
6.2.2 Schade Manta vloerelementen
De constructieve veiligheid voor Manta vloeren, kan worden beoordeeld aa\
n de hand van de tabellen
in bijlage C, mits aan de hierin vermelde criteria wordt voldaan.
Wanneer, aan de hand van de tabellen, de vloer als niet constructief veilig moe\
t worden aangemerkt,
moet op korte termijn:
? constructief herstel worden uitgevoerd, of
? een constructief onderzoek voor de gegeven belastingsituatie worden uitg\
evoerd.
6.2.3 Schade op termijn
Voor Kwaaitaal vloerelementen met een overspanning van maximaal 4 meter (over\
eenkomstig bijlage
B), waarbij in ribben onvolkomenheden met classificatie 4 ? 6 zijn vastgesteld, moet rekening worden
gehouden met een toename tot classificatie 7 ? 9 (schade) binnen \
een termijn van 5 - 10 jaar. Dit
impliceert dat overeenkomstig 6.2.1 moet worden nagegaan of constructief herstel op termijn nood-
zakelijk wordt.
Indien op termijn constructief herstel moet worden verwacht, kan worden \
geadviseerd om een van de
volgende maatregelen te treffen:
? uitvoeren van constructief herstel, of
? periodiek volgen van de onderhoudstoestand door monitoren, en / of
? nemen van preventieve maatregelen.
Toelichting
NEN 8700 beschrijft voor het toetsen van bestaande bouwconstructies een restlevensduur van
1 jaar. In publiekrechtelijke zin hoeft geen rekening te worden gehouden met het ontstaan van
schade op termijn. Als er echter sprake is van op termijn voortschrijdende schade dient ieder
jaar een nieuwe toets te worden uitgevoerd.
Op basis van de resultaten van een technisch onderzoek kan een eigenaar \
van de vloer
besluiten de onvolkomenheden pas te corrigeren wanneer de omvang van onvolkomen-
heden toeneemt en schade ontstaat. Het regelmatig uitvoeren van visuele \
inspecties
(monitoren) moet ervoor zorgen dat herstelmaatregelen worden uitgevoer\
d voordat als gevolg
van een toename van schade de sterkte van de vloer niet voldoet aan hetg\
een is gesteld in
paragraaf 2.1.2 van het Bouwbesluit 2012.
30
6.2.4 Vloer niet te beoordelen met standaard criteria
De vloer is op basis van de in deze Aanbeveling opgenomen algemene crite\
ria constructief niet te
beoordelen in de volgende situaties:
? een Kwaaitaal vloer met minimum wapening en een overspanningslengte > 4 m 1 ;
? een Kwaaitaal vloer die niet overeenstemt met het vloertype, waarvoor in bijlage B van deze
Aanbeveling beoordelingscriteria zijn omschreven;
? een Manta vloer die niet voldoet aan de specificaties in de tabellen i\
n bijlage C;
? aanwezigheid van bijzondere (extra) belastingen op de vloer;
? een ander type vloersysteem of vloermerk.
Voor deze situaties wordt geadviseerd om:
? constructieve maatregelen te treffen, of:
? een constructieve controleberekening uit te voeren, eventueel ondersteund door een nadere
constructieve beoordeling.
Toelichting
Wanneer een vloer op basis van algemene criteria niet constructief kan worden beoordeeld,
kan ter uitsluiting van enig risico worden besloten om verdachte elementen constructief te her -
stellen. In dat geval wordt wellicht voor een te zware maatregel gekozen, maar het is de vraag
of de meerkosten van een nader constructief onderzoek opwegen tegen de besparingen \
die
daarmee eventueel kunnen worden bereikt.
6.2.5 Geen constructieve problemen te verwachten
Constructieve problemen zijn niet te verwachten, indien in de vloer uits\
luitend onvolkomenheden
(door productie- of montage) aanwezig zijn, zoals door het aanbrengen \
van doorvoeren, kruipluiken,
en dergelijke. In deze situatie behoeven geen maatregelen te worden getroffen.
Constructieve problemen zijn vooralsnog niet te verwachten in de volgend\
e situaties:
? In de ribben zijn uitsluitend onvolkomenheden met classificatie 1 ? 3 aangetroffen, terwijl de
omgevingscondities in de kruipruimte niet zijn gewijzigd c.q. in de toekomst niet wijzigen.
? De overspanningslengte van de vloerelementen is kleiner dan 1,3 m 1.
Bij aanwezigheid van uitsluitend onvolkomenheden met classificatie 1 ? 3, wordt aanbevolen om door
monitoren de ontwikkeling van deze onvolkomenheden periodiek vast te leggen.
6.3 Rapportage
6.3.1 Waarnemingen
In de rapportage moet de volgende informatie expliciet worden vastgelegd\
:
? de vooraf vastgelegde gegevens (5.1)
? de aangetroffen gevaarlijke situaties (5.2.3).
? de resultaten van de oriënterende schouwing (4.4).
? de algemene gegevens zoals omschreven in 5.7.
? de inspectieresultaten van het technisch onderzoek (6.1).
? de resultaten van eventueel uitgevoerde metingen.
31
6.3.2 Analyse / advies
Met betrekking tot de beoordeling van de vloeren moet het rapport vermel\
den:
? een inhoudelijke analyse van de waarnemingen, waarbij moet worden aangegeven welke
onvolkomenheden als schade moeten worden aangemerkt c.q. op welke plaatsen de draag -
kracht van de vloer of enkele vloerelementen moet worden hersteld.
? een diagnose van de oorzaak van de onvolkomenheden c.q. de schade.
? een advies dat de volgende vragen voor de vloereigenaar beantwoordt:
- op welke plaatsen moeten er maatregelen worden getroffen om de constructieve \
veiligheid
te waarborgen?
- welke alternatieven zijn mogelijk voor het constructief herstel van de vloer\
?
- welke voor- en nadelen en constructieve- en duurzaamheidsaspecten zijn verbo\
nden aan de
mogelijke herstelmaatregelen voor de betreffende vloer?
- is het gewenst (motiveren) om maatregelen te treffen om uitbreiding \
van onvolkomenheden
te beperken?
Bij het opstellen van een advies met de meest geëigende (herstel)ma\
atregel voor de betreffende
situatie moeten, na overleg met de eigenaar van de vloer, de volgende aspecten worden betrokken:
? zijn uiterlijk zichtbare onvolkomenheden acceptabel?
? moet de kruipruimte na het uitvoeren van herstelwerkzaamheden toegankelijk blijven
(bijvoorbeeld in verband met aanwezige leidingen)?
? voorkeuren voor methoden van herstel
? voorkeuren met betrekking tot het moment van uitvoering van herstelwerkzaamhe\
den.
Wanneer de geadviseerde herstelmethode leidt tot extra belastingen in de \
woning of een andere
belastingverdeling, moeten de hieraan verbonden consequenties worden ver\
meld.
Indien uit de interpretatie van de onderzoeksresultaten blijkt dat een g\
erede kans bestaat op een
kostenreductie van de te treffen maatregelen, wanneer nader constructie\
f onderzoek wordt verricht,
moet dit in het rapport worden vermeld.
6.3.3 Raming herstelkosten
Indien dit is overeengekomen moet een raming van de herstelkosten worden vermeld. Daarbij moet
worden uitgegaan van marktconforme prijzen voor gangbare herstelmethodie\
ken.
Aangegeven moet worden wat de kosten zijn voor het noodzakelijk geachte constructief herstel en
wat de kosten zijn voor het eventueel herstellen van overige onvolkomenheden (cosmetisch herstel
van beschadigingen e.d.).
Indien preventieve maatregelen worden geadviseerd, moet tevens worden aa\
ngegeven welke
gekapitaliseerde) onderhoudskosten aan de geadviseerde methode verbonden zijn.
32
33
Klasse 3: Constructief onderzoek 7
Constructief onderzoek is noodzakelijk als de geïnspecteerde vloer schade vertoont en:
? de specifieke situatie afwijkt van de aannamen die gehanteerd zijn bij algemene bere\
keningen,
zoals weergegeven in bijlage B of bijlage C;
? de opdrachtgever bij voorkeur (nog) geen constructief herstel laat uitvoeren, zodat nagegaan
moet worden of gebruik kan worden gemaakt van verborgen veiligheden (ma\
rges als gevolg
van de gehanteerde belasting- en materiaalfactoren en schematisatie).
Voorafgaand aan het uitvoeren van constructieve berekeningen moet, voor de betreffende vloer,
degene die verantwoordelijk is voor het resultaat van de berekening zich ervan vergewissen dat de
uitgangspunten voor de berekening correct zijn en dient het niveau van de gewenste veiligheid met
de opdrachtgever te zijn afgestemd.
7.1 Inspectie vloeren; eisen en bepalingsmethoden ? constructief
onderzoek
7.1 .1 Gedetailleerd vastleggen onvolkomenheden
Voor het gedetailleerd beoordelen van de ribben van de vloerelementen moe\
ten, in afwijking van en /
of als aanvulling op de methode bij het technisch onderzoek (6.1.2):
? overspanningen tot 3 m 1 in twee gelijke zones worden onderscheiden en beoordeeld;
? overspanningen > 3 m 1 in 3 zones worden beoordeeld: de gebieden van 1 m 1 grenzend aan de
twee oplegpunten en het tussenliggende deel;
? per onderscheiden zone en voor de beide ribben moeten per vloerelement, \
het aantal en de
plaats van aanwezige onvolkomenheden worden vastgesteld en op de inspectietekeningen
worden vastgelegd.
7.1.2 Vastleggen constructieve aspecten
Behalve de werkzaamheden omschreven voor het technisch onderzoek moeten \
bij het constructief
onderzoek de volgende bijzonderheden aanvullend worden vastgelegd, voor \
zover de constructeur
deze aspecten voor de constructieve beoordeling van belang acht:
? het type vloerelement, inclusief gegevens van de toegepaste wapening, de\
betonsoort
(lichtbeton of grindbeton) en de betonkwaliteit;
? de oplegging van de vloerelementen:
- de opleglengte van de elementen op de ondersteuningspunten (evt. na ver\
wijderen kop
schotten);
- het materiaal waar de elementen zijn opgelegd;
- het type fundering (op palen of op staal).
? de mate van inklemming van de vloerelementen bij de oplegging:
- de wijze van aansluiting tussen de vloerelementen en de opgaande bouwmur\
en en (lichte)
scheidingswanden;
- de situering van dragende wanden op de vloerelementen bij de oplegging;
- de belasting die deze muren en wanden op de vloerelementen uitoefenen.
34
? de wijze waarop de vloerelementen ter plaatse van de grens tussen versch\
illende vloervelden
(doorlopende elementen, aanwezige vrije ruimte) onderling aansluiten;
? de mate van doorbuiging van de vloerelementen;
? de plaatsen waar zich binnenwanden en bijzondere variabele belastingen o\
p de vloer bevinden.
7. 2 Analyse inspectieresultaten, beoordeling en advies
7.2.1 Constructieve beoordeling
Door een analyse van de inspectieresultaten en een constructieve control\
eberekening moet worden
vastgesteld of constructief herstel noodzakelijk is.
Bij deze beoordelingen moet ten minste zijn getoetst of de bestaande con\
structie voldoet aan de
eisen volgens NEN 8700. Daarnaast kunnen de volgende aspecten worden betrokken:
? controle of de scheuren invloed hebben op de duurzame sterkte;
? controleberekening doorbuiging.
Toelichting
In algemene zin moet een afname van het staaloppervlak groter dan 10% ter plaatse van het
maximale moment in de rib als schade worden aangemerkt. Deze vuistregel \
is met enige voor -
zichtigheid afgeleid uit de huidige voorschriften zoals NEN 8700, die een constructieve reserve
van 30% in de betonconstructie laten zien tussen een ontwerp volgens TGB 1955 / GBV 1962
en de eisen aan bestaande bouw volgens NEN 8700.
Indien een onvolkomenheid niet als schade wordt aangemerkt moet, op basis van inzichten i\
n de
ontwikkelingen in de tijd, worden vastgesteld of de onvolkomenheden zich op termijn tot schade
kunnen ontwikkelen, zodat constructief herstel noodzakelijk wordt.
7.2.2 Toets constructieve veiligheid
De resultaten van de constructieve beoordeling worden getoetst aan de re\
levante in het Bouwbesluit
genoemde normen. Met een toets volgens NEN 8700 moet worden vastgesteld \
of de toestand van de
vloer voldoet aan hetgeen gesteld is in paragraaf 2.1.2 van het Bouwbesluit 2012.
Het constructief onderzoek resulteert in een van de volgende uitspraken:
? er is sprake van (constructieve) schade, zodat constructief herstel moet worden uitgevoerd;
? Schade op termijn is te verwachten, zodat kan worden geadviseerd om een \
van de volgende
maatregelen te treffen:
- uitvoeren van constructief herstel, of
- periodiek volgen van de onderhoudstoestand door monitoren, en / of
- aanbrengen van preventieve maatregelen.
? er zijn geen constructieve problemen te verwachten, waarbij wordt aanbev\
olen om door
monitoren de ontwikkeling van aanwezige onvolkomenheden periodiek vast te leggen.
35
7. 3 Rapportage
7.3.1 Waarnemingen
In de rapportage moet de volgende informatie expliciet worden vastgelegd\
:
? de resultaten van het technische onderzoek (6.3);
? de inspectieresultaten van het constructief onderzoek (7.1).
7.3.2 Evaluatie / advies
Het rapport vermeldt eenduidig de resultaten van de constructieve beoord\
eling (7.2.1) en de toets van
de constructieve veiligheid (7.2.2).
Door het opnemen van de uitgevoerde berekening, overeenkomstig de eisen in het Bouwbesluit,
moet
Reacties